‘In mijn schooltas zaten stapels verzetskrantjes’


Hiranur, Medina, Emir en Muhammed vertellen het verhaal van Moppie Holla-Fontijn
Sloterpolder E326

Moppie Holla-Fontijn woonde tijdens de oorlog in Amsterdam Nieuw-West, alleen zag de buurt er toen heel anders uit dan nu. Moppie legt aan Hiranur, Medina, Emir en Muhammed van IKC Het Talent uit hoe Nieuw-West toen bestond uit polders en boerderijen. De leerlingen hebben alle aandacht voor het verhaal van Moppie en voordat ze het weten, moeten ze alweer terug naar les!

Hoe voelde u zich toen de oorlog begon?
‘Ik was tien jaar – net als jullie – maar we waren niet zo bijdehand als jullie tegenwoordig zijn. Ik woonde in de polder hier in Nieuw-West. We woonden op een boerderij en mijn vader verbouwde groenten. Daar was het rustig in oorlogstijd, dus we hadden niet echt in de gaten wat er gebeurde. Mijn vader maakte me de ochtend dat de oorlog begon wakker. Ik hoorde vliegtuigen overkomen. Ik vond het wel spannend, maar als je zo jong bent, ben je ook nog niet bang. Jullie zijn nu vast ook niet snel bang. Later heb ik mijn vader zelfs geholpen met verzetswerk. Ik had illegale krantjes in mijn schooltas die ik rondbracht. Nu klinkt dat heel eng, maar toen deed ik het gewoon zonder erbij na te denken.’

Wat deed uw vader precies voor het verzet?
‘Mijn vader drukte Het Parool, dat was toen een verzetskrant. Dat deed hij in onze schuur. Er kwamen ook vaak mensen vanuit de stad bij ons voor eten. Ik vond dat maar eng al die mensen steeds, want straks kwamen ze erachter wat mijn vader daar in die schuur deed. Hij is uiteindelijk tot drie keer toe opgepakt voor zijn verzetswerk en in de gevangenis in Scheveningen gezet. Dat was natuurlijk heel eng, dat hij opeens niet meer thuiskwam. Elke keer als hij toch weer vrijkwam, ging hij eerst naar de kapper en daarna kwam hij pas thuis. Dat vond hij heel belangrijk. Hij was een hele knappe man.’

En hoe ging het met uw moeder?
‘Mijn moeder was een hele sterke vrouw. Ze was niet makkelijk, mijn vader was veel liever, maar het was een echte doorzetter. Elke keer als mijn vader was opgepakt, ging mijn moeder naar Scheveningen om hem weer vrij te krijgen. Hij was natuurlijk tuinder en hij was nodig op de boerderij om de groenten te oogsten. Het lukte mijn moeder alle drie de keren om mijn vader vrij te krijgen. Ze heeft net zolang gezeurd totdat ze hem lieten gaan. Ook ging mijn moeder vaak op de fiets naar Overijssel om bij boeren vlees te halen. Ze kon heel goed naaien en ruilde dan zelfgemaakte kleren voor vlees. Dan hadden wij weer voor een paar weken te eten.’

Hoe was de Bevrijding?
‘We hadden gehoord dat de Canadese soldaten de stad binnen zouden komen bij de Amstel. Dat wilden we wel zien, want dat waren de bevrijders. Toen we bij de Dam liepen, zagen we allemaal Duitsers op de daken van de gebouwen lopen. Ze probeerden te vluchten. Ze waren nog niet allemaal weg, ook al waren we bevrijd. Dat was gevaarlijk dus moesten we weer terug naar huis. De volgende dag zijn we toch weer gegaan en toen hebben we de Canadese soldaten gezien. Alle meisjes hingen rond die soldaten, en die vonden dat wel interessant. Ik was daar nog te jong voor. Ook weet ik nog heel goed dat we dagenlang buiten speelden met linten. Dat was een spelletje van vroeger en zo vierden we de Bevrijding.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892