‘In mei 1940 kwamen vanaf de Kanaalweg Duitsers het dorp in lopen’


Hidde, Pepijn, Marre en Dyonne vertellen het verhaal van Cees Gutker
Heereweg 194, Schoorl

Cees Gutker (88) uit Schoorl was zeven jaar toen de oorlog begon. Hij vertelt aan Hidde, Pepijn, Marre en Dyonne van Het Mozaïek in Broek op Langedijk hoe hij de oorlog heeft ervaren en wat hij met gevonden munitie deed. De kinderen interviewen hem bij hem thuis in Schoorl, in het huis waar hij ook woonde tijdens de oorlog. Meneer Gutker is de schoonvader van hun meester Joost.

Wat herinnert u zich nog van de oorlog?
‘Ik vergeet het nooit, die eerste dag. In mei 1940 kwamen er vanaf de Kanaalweg hele kolonnes Duitsers, met name te voet en met paarden, het dorp in lopen. Ze gingen rechtstreeks de duinen in, want daar waren bunkers. Ik weet nog waar ze stonden. Er was een ziekenhuis, een keuken, een paardenstal, een commando en een afweergeschut. Die laatste kon herrie maken, hoor, als ze op de vliegtuigen schoten!’

Wat deed u als het luchtalarm afging?
‘Ging het luchtalarm af wanneer we op school waren, dan moesten we onder de banken duiken. Hoop lawaai in de klas, natuurlijk. En als de sirenes stopten, gingen we weer aan het werk. Ging het af als je buiten was, dan keek je eerst waar het vliegtuig was. En als het gebeurde terwijl we in de polder waren, dan moesten we van mijn vader aan de zijkant van de sloot schuilen. Zo werd je nooit geraakt. Aan het einde van de oorlog zag ik de vliegtuigen hoog in de lucht vliegen. Ook zag ik een keer dat soldaten uit een beschoten vliegtuig sprongen. Ik zag toen ineens vier, vijf parachutes boven me.’

Wat is het engst dat u heeft meegemaakt in de oorlog?
‘Ik weet nog dat een Engelse jager een lege benzinetank liet vallen. Hij vloog een paar honderd meter hoog. En ik dacht: is dat een bom? Als die valt, is het net of het naar je toe komt. Het viel uiteindelijk op het stukje land achter het huis. Dat vond ik wel eng.’

Merkte u iets van de aanwezigheid van de Duitse soldaten?
‘Wij hadden, dacht ik, vier Duitsers in huis. Zij woonden hier en sliepen in de hooiberg. Achter de hoge deuren stond een aanhangwagen vol met munitie om mee terug te nemen naar Duitsland. De Duitsers heetten Arnold, een oudere man, Erwin en Hans. De vierde weet ik niet meer. Hans was een doodgoeie vent. Hij waarschuwde ons voor Erwin, die was niet te vertrouwen. Die stond echt aan de kant van Hitler en vertelde veel door aan de Duitse commandanten. ‘s Avonds kwamen ze wel bij ons in de woonkamer. Ze vertelden dan veel verhalen, in het Hollands, want dat spraken ze na al die jaren wel een beetje. Arnold was eens zo druk aan het vertellen dat hij met zijn arm in de kokendhete pan spinazie van mijn moeder sloeg. Hij verbrandde zijn arm en moest hem laten verbinden in een dokterspost.’

Heeft u nog iets spannends gedaan in de oorlog?
‘We mochten niet in de duinen komen, want er lagen landmijnen en er stonden hekken omheen gespannen. Maar wat niet mag, doe je graag. We wisten waar we moesten lopen.

Ook ging ik met mijn buurjongen naar de katholieke school hier vlakbij, die ook door de Duitsers was gevorderd. Op de zolder lag munitie. Ik klom met hem op het platte dak en dan ging ik door het raampje om de losse flodders te pakken. De buurjongen pakte ze aan en daarna renden we naar huis. Je kon ze openmaken met een tang en dan legde je het kruid op een hoopje. Als je er een lucifer bij hield, kreeg je een hoge vlam. De huls sloegen we in een paal, dat gaf een mooie klap. Tot we een keer vergaten om de huls te legen. Die klap zal ik niet vergeten. De gaten zaten in mijn kleding, een andere jongen was bijna zijn duim kwijt. Die is er weer aangezet.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892