‘In het kindertehuis voor blinden en slechtzienden had ik veel heimwee’
Jae, Pranav en Abdulkadir vertellen het verhaal van Charlotte Johann
Indonesië
Op een koude herfstdag gaan Jae, Pranav en Abdulkadir van basisschool De Schelp in Eindhoven op bezoek bij Charlotte Johann (1946). In haar gezellige appartement met veel batik aan de muren, bloemen en muziekinstrumenten interviewen ze haar over haar jeugd in Surabaya, de bootreis naar Nederland in 1952 toen ze 6 jaar oud was, en haar jeugd in Nederland.
Wat was er met uw oog gebeurd?
‘Ik ben geboren met staar, en ik ben daaraan in Indonesië geopereerd toen ik twee jaar oud was. Maar in die tijd waren de artsen nog niet zo ver; de operatie mislukte en ik werd bijna blind. Toen ik zes jaar oud was hebben mijn ouders mij met de boot naar Nederland gestuurd voor een nieuwe operatie in Utrecht. Daardoor kan ik toch nog 10 procent zien met één oog, en heb ik mijn lagere en middelbare school kunnen doen in het bijzonder onderwijs. Ik kan lezen met een leeshulp: een camera die de letters van een boek uitvergroot op een computerscherm.’
Welke spullen heeft u meegenomen op de boot?
‘Hier achter mij staat de koffer waar mijn spullen in zaten. Mijn moeder heeft warme wollen kleren meegegeven, omdat ze wist dat het in Nederland veel kouder was dan in Indonesië. De lijst met kledingstukken heb ik nog bewaard bij de koffer. Ook zat er een envelop bij, waar geld in zat voor de overtocht. Ik reisde met vreemde mensen die ik niet kende, maar omdat ik alleen was, heel jong en ook nog bijna blind waren de andere reizigers heel aardig voor mij. Er werd op de boot veel voor kinderen gedaan: poppenkast, toneel, muziek, knutselen. En ik zwierf veel in mijn eentje rond op de boot. Ik werd erg verwend met snoep en koek en mocht bij veel mensen op schoot. Maar soms had ik wel heimwee, vooral toen het stormde op de Middellandse Zee en toen ik bij aankomst in Nederland door vreemde mensen meegenomen werd naar het ziekenhuis in Utrecht.’
Heeft u vrienden gemaakt in uw kindertehuis?
‘Ja hoor, ik had vijf goede vriendinnen, we waren in een groep van ongeveer dertig kinderen van allerlei leeftijden. Ik was het enig Indische kind daar dus ik hield me meestal wel rustig, maar ik haalde ook wel kattenkwaad uit. Mijn ouders kwamen een half jaar na mij naar Nederland. We hebben nog een tijdje in barakken gewoond in die koude winter van 1953, maar uiteindelijk ging ik naar dat kindertehuis voor blinden en slechtzienden. Ik had daar wel veel heimwee. Echt leuk heb ik het er niet gevonden, maar er werd wel veel gedaan aan muziek en sport. Het werden echte hobby’s van mij: muziek maken, toneel, zingen.’
Heeft u nog herinneringen aan Surabaya?
‘Ik kan me de geuren nog goed herinneren van allerlei soorten fruit: de djamboe, een soort grote appel, de salak, een grote stekelvrucht, en we hadden bananen en kokosnoten in onze tuin. We hadden geluk, want we woonden in een groot huis in Surabaya met een grote tuin en veel fruitbomen. Er waren ook kippen die met twintigen in een ren zaten met een haan erbij, en duiven, en een oude poes, Miesje, en een oude Duitse herder. Ik mocht overal rondzwerven.
Later ben ik nog wel eens terug geweest naar Indonesië, in 2003. Je zit heel lang in het vliegtuig en je moet er lang voor sparen. Maar ik wil nu niet meer terug. Het is heel moeilijk om daar te wonen en te werken, in Nederland is alles veel gemakkelijker. Ik spreek maar een paar woorden Indonesisch, en ook vroeger spraken we thuis altijd Nederlands. Dat ging zo in de koloniale tijd, we moesten Nederlands praten.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.