‘In het kamp liep ik de hele dag op mijn vingers te zuigen’


Emile, Nico en Isa vertellen het verhaal van Deborah Maarsen
Amsterdam-ZuidAmsterdam-Zuid

Emile, Nico en Isa staan vol verwachting bij de bushalte bij school en zetten intussen de laatste puntjes op de i in hun vragenlijst. Ook bezweren ze elkaar dat ze ‘u’ gaan zeggen en niet ‘je’. De busreis is al een avontuur, want in dit deel van Amsterdam, Buitenveldert, zijn de leerlingen van de Dongeschool in Amsterdam-Zuid alle drie nog nooit geweest. Als ze bij Deborah Maarssen arriveren, voelt het al snel vertrouwd… En oeps, daar gaan ze zomaar over op ‘je’. Mevrouw Maarssen moet erom lachen en vindt het geen probleem.

Heeft u ondergedoken gezeten in de oorlog?
‘Mijn vader was een Joodse Hongaar. Hij wilde niet wachten tot hij opgepakt zou worden en vroeg een vriend, die directeur was van het Rotterdamse ziekenhuis, om in zijn ziekenhuis te mogen onderduiken. De directeur was bang dat hij verraden zou worden en verzon een list. Hij zei: ‘Drink een glas bloed, dan ga je vreselijk overgeven en dan schrijf ik op dat je een maagpatiënt ben’. Mijn moeder heeft mij bij de buren gebracht en gevraagd om mij bij het ziekenhuis af te geven en te zeggen dat ik een heel besmettelijke ziekte had. Dat was wel heel gevaarlijk voor de buurvrouw. Ze is toen gelukkig niet gepakt. Zo heb ik drie maanden met mijn vader in het ziekenhuis in Rotterdam kunnen onderduiken. De directeur stuurde ons daarna naar een ziekenhuis in Amsterdam, en daar hebben we nog twee maanden ondergedoken gezeten. Toen heeft mijn vader me negen maanden verzorgd in een huis dat leeg stond. Ondertussen waren mijn moeder en twee oudere zussen opgepakt en naar concentratiekamp Westerbork gestuurd.

Mijn vader heeft een heldendaad gepleegd. Hij ging naar het hoofdkantoor van de SS’ers en zei: ‘Ik ben een Hongaar en jullie hebben geen oorlog met Hongarije, dus jullie hebben niet het recht om mijn vrouw en kinderen af te pakken’. Hij was zo sterk dat de SS’ers onder de indruk waren en de volgende ochtend stond mijn moeder met mijn twee zusjes weer op het station in Amsterdam.

In de buurt was het stil en saai, er woonde niemand meer. Mijn moeder liep iedere dag te huilen en zei dat ze weer terug wilde naar Westerbork. Daar voelde ze zich thuis onder haar eigen mensen. En ze is teruggegaan met mij en mijn zussen. Maar ze had toen ook nog geen idee wat dat zou betekenen.’

Wat deden kinderen in een concentratiekamp?
‘Ik liep altijd te wandelen; ik had geen vaste plaats. Ze vonden me een keer in bed bij iemand die overleden was. In het kamp liep ik de hele dag op mijn vingers te zuigen vanwege de honger. Soldaten moesten op ons passen en konden heel gemeen slaan. Maar ik was een kindje van 2 jaar en dat vonden ze wel leuk. Als ze koffie gingen drinken, ging ik mee om de suiker te pakken. Ze lieten dat stiekem toe. Dat verdeelde ik dan met mijn zussen, vertelden ze me later. Een ‘suikerklontjesroof’.

Vlak voor het einde van de oorlog, de laatste kerstmis in Ravensbrück, kregen de Duitsers een mooi kerstdiner aangeboden. Alle kinderen moesten kerstliedjes komen zingen. Mijn moeder wilde dat niet want we waren Joods en zongen geen kerstliedjes. Ze heeft ons toen verstopt achter een luik. Toen het kerstdiner afgelopen was, hebben de Duitsers de barak waar het diner was gegeven – met kinderen uit Ravensbrück en al – in brand gestoken. Wij hebben dat overleefd. Na een paar maanden, toen de Duitsers merkten dat de oorlog af zou lopen, hebben ze ons op een veewagen gegooid en naar Bergen-Belsen gebracht, en de rest van Ravensbrück voor een groot deel verbrand. De mensen mochten later niet zien wat voor verschrikkelijks daar was gebeurd.

Mijn vader zat op dat moment in Buchenwald, ook in Duitsland. Bij de Bevrijding was er een Dodenmars. Dat wil zeggen dat de mensen die waren opgepakt, werden vrijgelaten en weg konden lopen. Maar de mensen waren zo verzwakt dat ze soms neervielen en dan doodgeschoten werden. Mijn vader was ook zo verzwakt dat hij niet verder kon. Een vriend van hem heeft hem op zijn schouders getild en verder gesleept naar Theresienstadt. Daar waren ze bevrijd. Die meneer heette Bension. Een van mijn kleinzonen is naar hem vernoemd.

Aan het eind van de oorlog was mijn moeder zo ziek dat ze op een stapel met lijken gegooid werd omdat ze dachten dat ze al overleden was. Toen heeft een vriendin haar, de vrouw van de man die ook mijn vader had gered, weer uit de stapel gehaald, wakkergemaakt, gewassen en verder geholpen. Ik was zo flauw en bedroefd van die lelijke gevangeniskleren dat ik besloot om later als ik vrij en groot was, altijd mooie kleren wilde hebben. En dat heb ik gedaan.’

Hoe voelde het toen de oorlog was afgelopen?
‘Wij waren zo verzwakt dat we er niets van hebben gemerkt. Ik heb na de oorlog een jaar in het ziekenhuis gelegen om weer gezond te worden. Na de oorlog werd ik heel erg gepest op school en er was een andere leerling die gewoon tegen me zei: ’Wat jammer dat je gered bent’. Ik heb thuis niks gezegd. Het Joodse volk is de eeuwen door altijd achtervolgd. Maar ik kan niet verklaren waarom dat is.

Toen we later weer bij elkaar waren, hebben we een gezellig gezin gehad. Mijn moeder wilde niet over de oorlog praten want ze zei dat ze dan instortte. Mijn vader praatte juist veel over de oorlog en gilde ook in zijn slaap. Hij heeft heel veel verteld. Na de oorlog kregen we nog een broer en die heeft een boek geschreven over alles wat mijn vader vertelde. Dat boek heet: Gered uit het vuur.

Vijftig jaar na de oorlog ging ik naar een reünie van Ravensbrück. We kregen daar onze namen opgespeld en er was een vrouw die mijn naam herkende, ze wist nog dat wij altijd heel rustige kinderen waren.

Uit dankbaarheid dat ik de oorlog heb overleefd, heb ik een stichting opgericht die geld ophaalt voor kinderen met kanker uit Israël. Ieder jaar mag er een vliegtuig hierheen komen met zieke kinderen die hier nog een vakantie krijgen. Ze doen spelletjes en maken een rondvaart door Amsterdam. Ik wil iets met mijn leven voor anderen doen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892