‘In die tijd was iedereen die een beetje donker was een Chinees’


Femmie, Lena, Kim, Eline vertellen het verhaal van Lesley Jeffrey
Deventer

Femmie, Lena, Kim en Eline van het Etty Hillesum Lyceum / het Corberic in Deventer gaan bij meneer Lesley Jeffrey op bezoek. Zijn vrouw luistert op de achtergrond mee en vult hem af en toe aan. Meneer Jeffrey was 15 jaar toen hij met zijn moeder, twee broers en twee zussen naar Nederland kwam.

Vond u het lastig om u aan te passen?
Nee, dan ben je 15, dan vind je het prachtig. Ik kwam in Den Haag terecht. Dat was een grote stad vergeleken met Paramaribo. Je went er snel aan. We zijn Nederlands opgevoed op school. We kenden alle steden en rivieren van Nederland. Natuurlijk waren er cultuurverschillen. Hagenees is vrij direct, terwijl in Suriname je altijd tegen anderen beleefd moet zijn. Je bent jong, je past je snel aan. Ik ging net zo Haags praten en schelden en klieren. De eerste dag loop je door de buurt om te verkennen.  Een groep jongens riep: ‘Hé Chinees.’  Ik dacht dat het misschien een grapje was en zei ik dat ik geen Chinees ben, maar dat ik uit Suriname kwam. Ze reageerden verbaasd. In die tijd was iedereen die een beetje donker was een Chinees.
Met onze afkomst waren we niet zo bezig. Bij ons werd over slavernij weinig gesproken. Later ga je je daarin verdiepen. Dan vraag je je af waar je grootouders vandaan komen. In mijn geval zat het zo; een plantagehouder Jeffrey kreeg een kind met een Indiase vrouw. Mijn oma’s kant was van een Duitse broedergemeenschap, die ook een kind bij een inlandse vrouw had. Met directe slavernij had mijn familie weinig te maken.  Mensen waarvan de voorouders slaven waren, hebben wel een enorme achterstand in ontwikkeling en hun carrière. Dat duurt generaties om in te lopen.’

Had u problemen, conflicten met racisme?
Racisme ken je altijd. Mijn vrienden waren vaak witte jongens en meisjes en als we dan bij een discotheek kwamen, mochten zij naar binnen en ik niet. Dan vroegen mijn vrienden wat er aan de hand was en dan werd er sorry gezegd en mocht ik ineens wel naar binnen.
Onze oudste wilde niet meer in de zon, omdat hij niet zwart wilde worden. Hij was de enige zwarte jongen in zijn klas. Ik heb hem voor de spiegel gezet en hem laten zien hoe mooi hij is; ‘Kijk naar buiten. De anderen willen bruin worden, maar jij bent het al’, zei ik tegen hem. Toen was het goed.
Je wordt toch vaak beoordeeld op je uiterlijk. Mensen denken dat je conciërge bent en dan moet je uitleggen dat je dat niet bent. Wij werden een keer, toen we ‘s nachts thuiskwamen, door de politie aangehouden. We mochten weer verder toen we uitlegden dat we er woonden. We hebben onze kinderen altijd zo opgevoed; respect hebben, vragen stellen en uitleg vragen. Bijvoorbeeld zeggen: Ik weet niet of je het in de gaten hebt, wat u net zei, maar ik vind het discriminerend. En dan leg je uit waarom.’

Wat mist u van Suriname? Zou u daar weer willen wonen?
Vrijheid, naar buiten rennen, buiten spelen, met vrienden optrekken, de stad verkennen, de buurt. Natuurlijk werd er ook gecontroleerd. Als mijn opa en oma erachter kwamen, dan hing ik. Teruggaan wil ik alleen als toerist. Ik heb hier mijn leven opgebouwd en mijn vrouw ontmoet.  Als arbeiderskind heb je hier veel meer mogelijkheden om jezelf te ontwikkelen. Daar zou dat veel moeilijker zijn. Als je daar geen familie hebt om je te helpen, wordt het moeilijk. Ook kun je daar zomaar van je bed gelicht worden, omdat iemand bijvoorbeeld een vriendje heeft bij de politie.
In het Caribisch gebied kun je elkaar niet zomaar zeggen waar het op staat. Daar moet je heel voorzichtig mee zijn. Omdat mensen zich snel in de hoek gedrukt voelen, dan vinden ze je Europees. Als je onrecht bespreekbaar wilt maken, kom je gauw in de problemen. Maak je daar een verkeerde opmerking tegen je baas dan volgt ontslag en is er geen uitkering. Veel Surinamers die bijvoorbeeld aan de tropische landbouwschool in Deventer hebben gestudeerd, gingen terug. De meesten van hen wonen weer in Nederland.
In Deventer wonen ongeveer vierhonderd mensen die uit Suriname komen.  Met drie of vier van hen heb ik wel contact. Ik ben tien jaar voorzitter geweest van de Surinaams Antilliaanse stichting Tai Hori. ‘

Heeft u typisch Surinaamse kenmerken?
Ik heb niet zo veel haast. Het kan morgen ook. En niet te snel wandelen, ik kan langzaam lopen, slenteren, mensen observeren. In een winkelstraat lekker mensen kijken. Dat is typisch Surinaams.   En eten. Ja, ik hou van eten. Mijn kinderen ook. Dat is blijkbaar genetisch. Tegen etenstijd word ik stil. Roti kennen jullie vast wel. Het traditionele eten kun je hier gewoon krijgen.  Er zijn steeds meer Surinaamse producten.’ Zijn vrouw vult aan: ‘Hij houdt toch wel vast aan het Surinaamse eten. Ook de kleinkinderen blijven het lekker vinden. Maar hij eet ook rustig boerenkool en zuurkool stamppot.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892