‘In de Pretoriastraat woonden een heleboel Joodse werknemers’


Minke, Didi, Guus, Zev vertellen het verhaal van Anneke Koehof
IJplein AmsterdamAmsterdam-Noord

Door de coronaregels mogen Minke, Didi, Guus en Zev van De Weidevogel in Ransdorp niet op bezoek bij Anneke Koehof. Ze ontmoeten haar via het beeldscherm. Mevrouw Koehof vertelt het verhaal van haar tante Roosje door aan de kinderen, ze vindt het belangrijk dat jongeren weten wat er in die tijd is gebeurd. Ze vertelt over textielfabriek Hollandia Kattenburg in Amsterdam-Noord, waar haar tante Roosje als jonge vrouw werkte. Op 11 november 1942 vielen troepen van de Duitse Grüne Polizei de fabriek binnen. Alle in- en uitgangen werden afgesloten, Roosje en haar collega’s zaten als ratten in de val.

Was het eerst eigenlijk veilig bij Hollandia Kattenburg?
‘Het was een Joods bedrijf waar Joodse werknemers zich thuis voelden. Iedereen dacht dat ze er veilig waren: in de oorlog maakten ze er namelijk uniformen voor het Duitse leger. Dat deden ze onder dwang van de Duitsers omdat die hadden gezegd dat ze dan voorlopig niet opgepakt zouden worden. Dat was gewoon een leugen, want bij de inval in de fabriek werden alle Joodse mensen meegenomen. Eerst werden ze met treinen naar Westerbork gebracht, in Drenthe. Ze hadden er nog geen idee van wat er met hen ging gebeuren. Elke week vertrok een trein met heel veel Joden die werden weggevoerd naar ‘het oosten’. Naar een soort werkkamp, dachten ze. Ze wisten niet dat ze hun dood tegemoet gingen. De meesten van hen werden meteen gedood, anderen onderweg of later. Hele oude mensen moesten er in de trein, maar ook mensen met hun pasgeboren baby. Ze zaten helemaal opgepropt, zitplaatsen waren er niet. En ze moesten plassen en poepen in een ton, waar iedereen het kon zien. Tijdens de lange reis kregen ze niets te eten of te drinken. Heel erg was het.’

Was uw tante ook bang om meegenomen te worden?
‘Jazeker, dat was ook bijna gebeurd. Na de inval in de fabriek rende tante Roosje naar de Transvaalbuurt om mensen te waarschuwen. Maar de Duitsers hadden het zo uitgekookt gedaan dat tegelijk met de inval in de fabriek ook de gezinnen werden opgehaald. In de Pretoriastraat woonden een heleboel Joodse werknemers met hun families. Die werden in auto’s gesleept en naar het Muiderpoortstation gebracht. Als ze geluk hadden, zagen ze elkaar in Westerbork misschien nog even. Uiteindelijk was mijn tante één van de weinige overlevenden van de inval. Het was daarna heel moeilijk om weer aan het werk te gaan, vertelde tante Roosje. Maar ze moesten door, want ze moesten die uniformen maken.’

Hadden de ouders van uw tante ook onderduikers?
‘Nee, die hadden ze niet maar in de buurt zaten wel veel onderduikers. Je had daar een soort zolders die werden afgezet door hekken. Toen hebben ze die hekken weggehaald: als er mensen verborgen zaten konden ze het hele blok omrennen, over die zolders. Of ze gingen het dak op, dat gebeurde ook. En dan werden ze ook weleens afgeschoten.’

Had u er zelf veel last van dat het oorlog was?
‘Wij woonden aan het randje van Amsterdam-Oost en daar had je het afweergeschut van de Duitsers. Tegen het eind van de oorlog kwamen er nogal eens Engelse vliegtuigen heel laag over. In mijn herinnering ging er zelfs een vliegtuig op z’n kant en vloog hij tussen de huizen door. Misschien is dat een beetje overdreven maar hij ging wel héél laag. Dat deden ze zodat ze onder het afweergeschut van de Duitsers door konden. Als meisje van twee ben ik daar een keer zo verschrikkelijk van geschrokken… ik heb heel lang gehuild, ik was niet meer bij te brengen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892