‘In de fabriek van mijn vader zaten wel vijfentwintig onderduikers’


Lex, Femke en Jolijn vertellen het verhaal van Marc Driessen
Alkmaar

Marc Driessen woont in een ruim appartement in het centrum van Bergen. Als Lex, Femke en Jolijn aankomen bij zijn huis, verwelkomt meneer Driessen de leerlingen van de Mozaïek in Broek op Langedijk hartelijk en staat de taart al klaar. Het lijkt wel een feestje…

Wat deed uw vader tijdens de oorlog?
‘Mijn vader had een conservenfabriek vlakbij het station van Alkmaar. Zomers stopten ze allemaal groenten in blik zodat je als het winter was ook groenten kon eten. In de oorlog wilde mijn vader niet voor de Duitsers werken. Hij maakte daarom alle apparatuur in de fabriek gereed om te kunnen koken voor de mensen in de regio. Dat noemden ze de centrale keuken. Ze maakten soep van suikerbieten, bloembollen en aardappelen. In grote aluminiumcontainers werd de soep warm gehouden en vervoerd. In de fabriek werd voor heel Alkmaar gekookt en de scholen en kerken waren de uitdeelplekken.’

Hadden jullie onderduikers?
‘In de grote fabriek waren veel afdelingen die niet gebruikt werden en daar zaten wel vijfentwintig onderduikers. Allemaal jonge mannen die eigenlijk naar Duitsland moesten om als dwangarbeider te werken. In de fabriek hadden we een oproepsysteem met kastjes aan het plafond; daarop konden ze via codes zien als de Duitsers huiszoeking kwamen doen. Code 134 betekende dat de Duitsers kwamen. Iedereen racete dan naar een verstopplaats. De fabriek was zo groot dat de Duitsers ze nooit konden vinden. Ze hadden natuurlijk wel een vermoeden en om ons te pesten gooiden ze ons iedere keer weer uit ons huis. Uiteindelijk zijn we in de fabriek gaan wonen want daar konden ze ons niet uitgooien. Ze durfden mijn vader ook niet te arresteren omdat er dan geen eten meer was.

In de fabriek was ook een kleine elektriciteitscentrale. Mensen uit het verzet die het niet eens waren met de Duitsers en contacten hadden met Engeland via een radioverbinding, laadden bij ons de batterijen op zodat ze stroom hadden. De opgeladen accu’s werden vervoerd in kinderwagens; de baby lag dan op de accu.

Een keer had mijn vader de batterijen onder zijn bed staan om op te laden, toen er iemand op het bed ging zitten en er kortsluiting ontstond. Het bed vloog in de fik…’

Had u genoeg eten en spullen in de oorlog?
‘Wij hadden een schildpad, Jantje heette die, konijnen en twee varkens om later op te eten. Het vervelende was dat altijd de helft van het vlees voor de Duitsers was. We hadden ook een koe. Die stond bij een boer en daar haalden we dan melk.

We hadden alleen nauwelijks schoenen. Ik zat op de Adelbertusschool en liep de hele stad door op weg naar school. Toen mijn leren schoenen helemaal stuk waren, kreeg ik klompen met een leren sokje of liep ik op houten kleppers met linnen bandjes.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892