In de beginjaren miste ik Turkije, nu mis ik Amsterdam.’
Jahmillyano, Emma, Kayley, Rowen vertellen het verhaal van Mustafa Ayranci
Celep, TurkijeAmsterdam-West
Op de Admiraal de Ruijterschool in Amsterdam West interviewen Jahmillyano, Emma, Kayley en Rowen uit groep 7 meneer Mustafa Ayranci. Hij is geboren in het Koerdisch dorp Celep in Turkije en kwam op zijn 18e naar Nederland om te studeren.
Waarom bent u naar Nederland gekomen?
‘Ik kon in mijn dorp niet verder studeren. Eigenlijk kon ik nergens in Turkije verder studeren. Er was geen visum verplicht voor de Turken om naar Nederland te komen. Ik heb een paspoort gehaald en ben in de trein gestapt. Ik hoorde toen vaak over Nederland, maar ik wist er helemaal niets van. Ik heb geluk gehad toen ik naar Nederland ben gekomen. Mijn vrienden hadden voor mij een kamer gehuurd op de Albert Cuypstraat 12. Op mijn tweede of derde dag was ik met mijn vrienden bij de kroeg. Vanaf de Vijzelgracht ben ik richting de Albert Cuypstraat gelopen over de Heinekenbrug. ’s Nachts om 02:00 uur kom ik een vrouw tegen fluitend aan het fietsen was. Door de wind waaide haar jurk alle kanten op. Zij voelde veilig. Toen dacht ik: ‘Dat is het land waar ik wil wonen. Waar een vrouw zonder angst ’s nachts fluitend op de fiets kan zitten. Zij voelt zich vrij.’ Sinds die tijd ben ik trots op Amsterdam, op het multiculturele Amsterdam. Daardoor voel ik mij altijd thuis.’
Hoe voelde het toen je je naam moest veranderen?
‘Mijn ouders waren allebei Koerdisch. Door mijn grootmoeder ben ik Masto genoemd, dat is de naam van de broer van mijn oma. Toen ik zeven jaar oud was, ging ik naar school. Maar in Turkije zijn de Koerdische namen op school verboden. Binnen één dag werd mijn naam veranderd naar Mustafa. Ik was een kind en ineens werd Mustafa naar mij geroepen. Daar luisterde ik natuurlijk helemaal niet naar, want ik heette Masto. Daardoor werd ik veel gewaarschuwd door mijn juffen en meesters en kreeg ik soms zelfs een klap. Dat was heel moeilijk. Ik moest heel erg wennen. Maar het moest, anders mocht ik niet meer naar school. Volgens de wet mag ik mijn naam niet terug veranderen, ook niet in Nederland. De Koerdische namen waren verboden in Turkije en volgens de Turkse wet heet ik nu Mustafa.’
Hoe heeft u uw leven hier opgebouwd?
‘Ik ben als jongen van 18 jaar hier alleen gekomen. Ik moest werk hebben om geld te verdienen. Mijn vrienden hebben mij hierbij geholpen. Het geld dat ik verdiende, spaarde ik en stuurde ik naar mijn ouders en broers in Turkije. Ik heb nog acht broers en zussen. Er was daar veel armoede, maar ik moest zelf ook leven hier. Ik had een huis nodig, werk, een netwerk. Ik moest in contact komen met Amsterdammers. Daardoor ben ik terecht gekomen bij de groep van mensen met de Turkse afkomst. Ik ben hier ook in contact gekomen met mensen van Armeense gemeenschap, met Christen-Turken, met Koerden en met Turken. Daardoor zagen wij ongelijkheid, ook binnen verschillende gemeenschappen. Toen hebben wij gezamenlijk een verenging opgericht die strijdt tegen ongelijkheid en alle vormen van onderdrukking, discriminatie en racisme. Ik werkte toen bij een fabriek en ik kreeg elke week mijn salaris in een envelop. Mijn vriend en collega Henk vroeg aan mij hoe veel ik verdiende. Ik verdiende toen honderdachtenzestig gulden, maar Henk verdiende tweehonderdtachtig gulden. De volgende dag ging Henk naar de personeelschef, Dries. Vanaf die week kreeg ik net zoveel geld als Henk. Daarna gingen wij strijd voeren tegen ongelijkheid tussen werknemers en heb ik mijn leven verder opgebouwd.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.