‘In 1991 wisten we wat er met mijn vader gebeurd was’
Mia, Oscar, Adam vertellen het verhaal van Yvonne van der Zwaard
Reinier Claeszenstraat, Amsterdam-WestAmsterdam-West
Mia, Oscar en Adam uit groep 8A van De Visserschool in Amsterdam-West gaan bij mevrouw Yvonne van der Zwaard op bezoek om haar te interviewen. Mevrouw Van der Zwaard is 87 jaar. Ze is geboren in de Reinier Claeszenstraat, vlakbij de school van de kinderen. Waar nu het schoolplein is, was vroeger een grasveld.
Uit wat voor gezin komt u?
‘Mijn moeder was Duits en kwam in 1930 naar Nederland om te trouwen met mijn vader. Mijn vader was Joods. Zij hadden dus een gemengd huwelijk. Hij werd vrijgesteld van deportatie. Wij hadden een benedenhuis en we kregen joodse onderduikers. Mijn vader had een luik gemaakt, zodat de onderduikers zich konden verstoppen achter een luik in de vliering. Dat was een heel gevaarlijke en spannende tijd. Wij moesten ons heel stil houden en mochten met niemand spreken. Bij de buren op nummer 41 zat ook een onderduiker. Op een nacht kwam daar de politie en toen sprong de onderduiker uit het raam en kwam door een deurtje, dat mijn vader had gemaakt naar ons toe. Hij moest snel in mijn bed en de volgende dag moest hij weer verder. Ik moest even in het bed bij mijn ouders.’
Hoe is uw vader verraden?
‘Weer een huis verder, op nummer 39, woonde een man, die tegen mijn zei vader dat hij met onderduikers moest stoppen, omdat hij hem anders aan zou geven. Maar er kwamen toch weer vrienden en toen heeft die man mijn vader verlinkt. De politie kwam mijn vader ophalen en hij moest mee naar de gevangenis. Daarna moest hij gaan werken op Schiphol om de kapotte landingsbanen te repareren. Die waren door de geallieerden gebombardeerd. Mijn vader was kleermaker, dus met asfalt sjouwen en met stenen werken, was zwaar werk van ’s morgens acht uur tot ’s avonds acht uur. Toen mijn vader even wilde pauzeren, kwam een leider zeggen dat hij weer naar de gevangenis moest en vanaf daar werd hij naar Westerbork gestuurd in zo’n veewagen. Hij heeft wel brieven gestuurd, uit de trein gegooid met de vraag of de vinder de brief wilde posten.’
‘Vanaf Westerbork werd hij weer in zo’n veewagen doorgestuurd naar Auschwitz. Daarna weer verder naar Lieberose Sachsenhausen, een werkkamp, geen vernietigingskamp. Begin 1945 kwamen de Russen dat kamp bevrijden en werden de gevangenen, lopend op blote voeten 200 kilometer door de ijzige kou in januari weggestuurd. Wie geen energie meer had en in elkaar zakte, werd gelijk doodgeschoten. Die tocht werd daarom een dodenmars genoemd. Mijn vader heeft deze tocht niet overleefd.’
Hoe wist u wat er met uw vader was gebeurd?
‘Mijn vader kwam niet meer thuis, maar wij wisten op dat moment niet wat er met hem gebeurd was. Daar kwamen we pas veel later achter. Mijn moeder ging in het begin met mij, omdat ik blond haar had, naar een Duits bureau om naar mijn vader te vragen en een goed woord voor hem te doen. Mijn moeder dacht dat ze met haar Duits wel goed overkwam. Maar dat heeft niet geholpen. Mijn moeder moest in haar eentje met twee kinderen de oorlog overleven. Pas in 1991 kregen we vanuit de archieven uit Berlijn de brieven over de mensen die bij de dodenmars waren omgekomen.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.