‘Ik zie in Zuidoost overal koloniale sporen’
Aashir, Lidewij en Bua vertellen het verhaal van Irene Gefferie
SurinameAmsterdam-Zuidoost
Irene Gefferie (1949) is een vrolijke verschijning in haar bontgekleurde jurk. In een lokaal op OBS Wereldwijs vertelt zij over haar leven in Suriname en in Nederland. Het is een mooi gesprek tussen twee generaties, waarbij mevrouw Gefferie niet alleen de vragen van Aashir, Lidewij en Bua beantwoordt, maar zelf ook veel vragen stelt aan de leerlingen. Er was eigenlijk te weinig tijd, want er was nog zoveel te bespreken.
Wat kunt u over uw jeugd vertellen?
‘Mijn moeder werkte als dienstmeisje bij een rijke, Nederlandse familie. Ik vond het ook leuk om daar te zijn. Ze hadden allemaal spullen en producten uit Nederland. In de diepvrieskist lag bijvoorbeeld allemaal eten van Iglo. Toen ik naar Nederland kwam, zag ik hier ook weer Iglo-producten in de supermarkt liggen; ik herkende dat vanuit Suriname. Mijn moeder vond het prettig om bij die mensen te werken, want zo kon ze geld verdienen om haar gezin te onderhouden.’
Wanneer kwam u naar Nederland?
‘Dat was in 1971. Mijn vriend was hier toen al zes maanden. Ik had mijn baby achtergelaten bij mijn moeder; die kwam later weer bij me. Het eerste wat ik deed toen ik hier was, was andere Surinamers opzoeken, bijvoorbeeld bij verenigingen of in de disco. Daarbij kon ik echt mezelf zijn. Met de Nederlandse bevolking kwam ik vooral via werk in contact. We zouden eigenlijk tijdelijk blijven. Ik was heel jong, eenentwintig jaar, en wilde op mijn veertigste terug. Maar ik hield zo van Nederland en ben dus gebleven. Ik voelde me dubbelthuis, want een groot deel van mijn familie was ook al hier. Ik vind het prettig hier. Ik houd van de mensen, van het leven. Ik ben tevreden. Nog steeds denk ik er stiekem nog wel eens over om terug te gaan. Maar ik wil niet zo lang wegblijven van mijn kinderen en kleinkinderen, want die zijn hier.’
Wat zijn de verschillen tussen de twee landen?
‘Suriname en Nederland waren zo verschillend. Ik vond dat de mensen soms anders met elkaar omgingen. Ik zag een keer hoe een man op een bromfiets een ongeluk had. Iedereen fietste gewoon door en niemand stopte om hem te helpen. Dat vond ik vreemd. Maar er waren ook leuke verschillen. Hier in Nederland had je mooie bloemen langs de straten. Daar heb ik altijd van genoten en dat doe ik nu nog steeds. En ik houd van de mooie parken. Ik ervaar nog steeds koloniale sporen. Als ik hier in Zuidoost loop, zie ik pleinen en straten die vernoemd zijn naar Surinamers. We hebben het Anton de Komplein, de Asta Elstakstraat en het Mandelapark. Ik kom dan zelf niet uit Zuid-Afrika, maar uiteindelijk ben ik ook afkomstig uit Afrika. Op de markt zie ik allemaal Surinaamse groenten, zoals kousenband. Hier in Zuidoost staan ook monumenten, ik noemde Anton de Kom al, een verzetsstrijder uit Suriname. Hier in Ganzenhoef zijn allemaal verschillende winkels en winkeliers uit verschillende culturen, dat brengt mij terug naar de tropen. Het zijn niet alleen maar Surinamers, maar ook Afrikanen. In de binnenstad zie je aan de gevels ook sporen, zoals een ‘negerkop’. De geschiedenis is overal aanwezig.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.