‘Ik zeg altijd: je moet mensen niet gelijk veroordelen’


Habiba, Khitan, Esila en Rachel vertellen het verhaal van Marian Schaap
ZaandamAmsterdam-Noord

Eindelijk is het zo ver: Habiba, Khitan, Esila en Rachel gaan op bezoek bij Marian Schaap. In de auto zijn de kinderen ongelofelijk hyper. Zou mevrouw Schaap een kat hebben en zouden we iets lekkers krijgen? Ja hoor, aangekomen vallen ze met hun neus in de boter: er is een kat én een schaal zelfgebakken brownies. Precies zoals ze hadden gehoopt. Het verhaal van de zus van mevrouw Schaap maakt grote indruk. Het is bijzondere middag voor iedereen, zelfs voor kat Bram.

Moest uw familie in de oorlog een Jodenster dragen?
‘Nee, want wij waren niet Joods. Mijn pleegzus had dat eigenlijk wel gemoeten, maar niemand mocht weten dat ze Joods was. Dat was een groot geheim, waar ik op mijn tiende achter kwam. Eigenlijk vertel ik kinderen altijd het verhaal van mijn zus. Ook aan jullie. Het is een bijzonder maar ook verdrietig verhaal. Toen ik 12 jaar oud was vond ik een brief, waarin ik las dat mijn zus een andere achternaam had. Toen ben ik mijn ouders gaan vragen hoe dat zit. Maar, ik noem mijn pleegzus altijd mijn zus, want ze voelt als mijn zus en ze was er al toen ik geboren werd…’

Hoe kwam uw pleegzus bij uw ouders terecht?
‘In Nederland werden er tijdens de oorlog steeds meer Joden opgepakt. De ouders van mijn zus woonden in Amsterdam, in de Rivierenbuurt. In 1943 werden ze gesommeerd dat ze klaar moesten staan met hun koffers. De Duitsers zouden ze ophalen en naar de Schouwburg brengen, vanwaar Joden op de trein gezet zouden worden. Niemand wist waar naartoe, maar later bleek dat ze iets gruwelijks te wachten stond. Buiten stond de overvalwagen klaar en toen deed de moeder van mijn zus iets heel moedigs. Ze wikkelde mijn zus in een doek, met hun trouwboekje ertussen, en bracht haar snel bij de bovenbuurvouw. Kan je je voorstellen hoe dat geweest is, voor haar als moeder? Die bovenburen hebben ervoor gezorgd dat mijn pleegzus via het verzet bij mijn ouders terechtkwam. Mijn zus was toen tien maanden oud. ’s Nachts lag ze in een ledikant naast mijn moeder te slapen en hield mijn moeder haar kleine handje vast. Als ze haar handje losliet ging ze huilen…’

Konden mensen zien dat uw pleegzus geen familie was?
‘Mijn ouders hebben al vrij snel een foto van mijn zus laten maken, omdat ze dachten: stel je voor, haar ouders komen over een paar jaar terug, dan herkennen ze hun eigen kind vast niet meer! Nou, zoals je kunt zien op die foto’s had mijn zus pikzwart haar. Gelukkig had mijn vader ook zwart haar, want mijn moeder, mijn broer en ik waren blond. Mijn ouders moesten natuurlijk enorm uitkijken. Wie kunnen we vertrouwen, wie zit er bij de NSB, wie zou ons kunnen verraden? De Duitsers zijn nooit ons huis binnengevallen, mijn ouders hadden een engeltje op hun schouders. Het bijzondere is zelfs dat er een NSB’er bij ons in de straat woonde. Na de oorlog zei hij tegen mijn vader: ‘Ik wist heus wel dat jullie een Joods kind als onderduiker in huis hadden’. Maar toch heeft deze buurman zijn mond gehouden. Daarom zeg ik altijd: je moet mensen niet gelijk veroordelen, iemand kan toch een goed hart hebben.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892