‘Ik zag overal nonnen en kinderen onder het stof en het bloed’


Tysoni, Bavly, Deejay vertellen het verhaal van Ton Freitag
Mosplein 10Amsterdam-Noord

‘Ik had het museum veel groter verwacht’, roept Bavly bij de ingang. Tysoni, Bavly en Deejay van de Oranje Nassauschool interviewen Ton Freitag in het Museum Amsterdam Noord. Daar is toevallig net een expositie over de Tweede Wereldoorlog in Noord. Na afloop van het interview geeft Bavly toe dat zijn blik soms even afdwaalde, er is ook zóveel te zien in het museum.

Hoe ging het bombardement precies?
‘Het gebeurde op een zaterdag, op 17 juli 1943. We zaten met veel kinderen in de Ritakerk aan het Hagedoornplein, want de kerk bestond 25 jaar. Het was groot feest. Eerst ging het luchtalarm af, maar ja dat gebeurde iedere dag, dus dat vond ik helemaal niet zo erg. Maar ineens hoorde ik een vreselijke knal, en dat was een bom die viel op de kerk. Ik keek om en zag dat alles ineens helemaal in elkaar viel. Ik dacht dat ik droomde en kneep in mijn arm, maar ik leefde nog. Het was heel erg. Ik werd onder een bank vandaan getrokken door een meisje, Paardekoper was haar achternaam. Ik stond op en zag overal nonnen en kinderen onder het stof en het bloed zitten, echt vreselijk. We zijn de kerk uitgestrompeld, daar werd het ineens lichter want binnen zag je door al het stof heel weinig. Ik ben naar huis gelopen, mijn vader stond me buiten op te wachten. Mijn zus Thea zat ook in de kerk, maar haar had ik niet meer gezien. Toen werd mijn vader heel zenuwachtig en rende naar de kerk. Hij zag een dood meisje op de grond liggen en dacht dat het Thea was, maar dat was ze niet. Thea was bij mensen aan de overkant naar binnen gegaan en mankeerde gelukkig niets. Twee vriendjes van mij zaten twee banken voor mij. Zij waren dood. Ik heb me jaren afgevraagd waarom zij wel en ik niet.’

Had u ook een Joods vriendje?
‘Na het tweede bombardement op Noord konden we niet meer in ons huis wonen en zijn we naar Amsterdam-Zuid verhuisd. Daar kon mijn vader uit wel tien lege woningen kiezen. We hebben toen in de Deurloostraat gewoond. Beneden ons woonde de familie Piek. Dat waren Duitse Joden. Peter was mijn vriendje. Zijn moeder was een hele lieve, mooie vrouw. Ze hadden van die elektrische autootjes en daar speelden we mee, dat was heel leuk. Op een morgen stond de Grüne Polizei voor de deur. Ze zochten naar Joden. Toen ik naar buiten keek zag ik nog net Peter met een rugzakje op in de auto stappen. Het hele huis werd gelijk die middag door verhuisbedrijf Puls leeggehaald, alleen één autootje stond nog in de vensterbank. Dat zal ik nooit vergeten.’

Wat deed uw vader in het verzet?
‘Wij kregen in de oorlog twee onderduikers bij ons in huis. Zij waren van de knokploeg, Anton Sleeboers en Jacob heetten ze. Het waren aardige mensen, maar ik mocht er met niemand over praten. Mijn vader had een banketbakkerij op het Mosveld en een filiaal op de Wingerdweg. In dat filiaal zaten ook onderduikers in de kelder. Ze deden daar wel schietoefeningen. De bovenbuurman had wat door en belde met mijn vader. Toen heeft mijn vader hem gezegd dat er onderduikers zaten en dat ze aan het sjoelen waren, dat was het geluid dat hij hoorde. Die nacht hebben ze alles leeggehaald en opgeruimd. Dat was maar goed ook, want de SD kwam de volgende ochtend controleren en ze vonden niks. We zijn door het oog van de naald gekropen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892