‘Ik wilde ook wel eens zo’n militair bij ons’


Selma, Tessel, Alan, Nadia, Ayla vertellen het verhaal van Anna van den Broek
Eindhoven

Selma, Tessel, Alan, Nadia en Ayla uit groep 8 van de Beppino Sartoschool in Eindhoven fietsen naar de Wilgenhof. Daar worden ze ontvangen door mevrouw Anna van den Broek. Mevrouw Van den Broek vertelt van alles over de oorlog, maar ook over het leven daarna. Aan het begin van de oorlog was ze 9 jaar oud en woonde ze in Woensel, in de Kamerlingh Onnestraat.

Hoe was het tijdens de oorlog?

‘Het was aanpassen! We moesten naar een andere school, omdat de militairen de onze nodig hadden. Wij woonden in Woensel en kwamen op een school terecht in de stad. Dat was een heel eind lopen. Toch waren we wel blij dat we iedere dag naar school konden.’
‘Het eten was heel eenvoudig. Aardappelen en groenten. Toch zijn we er in het zuiden goed van af gekomen. We hebben nooit hongergeleden. We gingen wel ruilen met de boeren. We fietsten dan naar een boer om melk te halen. De boer had dan wel eens lakens nodig. Daar ruilden we dan voor. We hebben ook wel eens geruild voor schoenen voor mij, alleen niet met een boer. Ik vond ze niet mooi hoor, maar ik had wel weer schoenen.’
‘We hadden ook bonnen in de oorlog. Voor eten of kleding. Dat was allemaal heel weinig. Ik ben zelf coupeuse, ik kan zelf naaien. Toen ik 13 was, had ik stof nodig om iets te naaien en dat moest via die bonnen. Je moest ze inleveren en dan moest je er vaak een poos op wachten, voordat ze het binnen kregen. Zo makkelijk ging dat niet.’

Hoe was uw ervaring met het Sinterklaasbombardement?
‘Het was verschrikkelijk! We hadden het alarm niet gehoord, dus we stonden echt in het centrum toen ze begonnen met bombarderen. Ineens begonnen ze te schieten. Ik zag een Duitser met een zijspan en die werd geraakt. We zijn toen gevlucht naar een huis dat gelukkig niet geraakt is. We waren met ons hele gezin; vier kinderen en mijn ouders. Mijn moeder was toen zeven maanden in verwachting. Toen het stiller werd zijn we naar een schuilkelder gelopen. Er stond een hele grote schuilkelder achter de Dommelstraat. Daar hebben we geschuild tot alles rustig was. Daarna hebben we het hele eind terug moeten lopen, helemaal terug naar Woensel, via een omweg langs Tongelre, omdat er een versperring was voor het spoor. Alles te voet, want een Duitser had mijn moeder haar fiets afgenomen. Gelukkig zijn we er allemaal goed vanaf gekomen.’

Hoe was het om te schuilen?
‘In de tuin hadden wij een schuilkelder gemaakt. Als het nodig was, schuilden we daar. Je kon altijd gebombardeerd worden. Veel mensen hadden een schuilkelder, voor de veiligheid.’
‘Elke avond kwamen er vliegtuigen overvliegen om Engeland te bombarderen. Dat was heel angstig, omdat je wist dat dat de vijand was. Er kon er zomaar eentje in Nederland terecht komen en ik vond het ook verschrikkelijk voor de mensen in Engeland dat ze gebombardeerd werden. Gelukkig was het was het hier in Brabant best veilig tegenover de andere andere gebieden in Nederland.’

Hoe was de bevrijding?
‘We waren heel blij met de Engelsen. Zij waren onze bevrijders. We kregen verschillende dingen van ze, vooral chocola! We gingen dan met een groepje kinderen naar de school waar de militairen waren. Ze hadden gegeten en wat ze over hadden, dat gaven ze aan de kinderen. Dat was lekker. Dat was geweldig! Ik ben zelf een beetje verlegen, dus ik stond altijd achteraan. Op een gegeven moment was er een militair en die ging helemaal over de andere kinderen heen. Om mij iets te geven. Dat zal ik nooit vergeten, dat was heel leuk.’

Hoe was het met de Engelsen over de vloer?
‘Mijn vriendin had een zus van ongeveer 18 jaar en die kon goed Engels, dus die had altijd wel iemand ’s avonds thuis. De militairen die waren blij dat ze in hun vrije tijd bij de burgers konden zijn. Ik ben ook een keer meegegaan. Ik wilde ook weleens zo’n militair bij ons. Ik vond een tankbestuurder. Jimmy heette hij. ’s Avonds stonden zij langs de bosdijk, achter elkaar, om te overnachten. Zij mochten ook mee naar de burgers. Hij is toen met mij meegegaan. Sindsdien, als hij vrij was, kwam hij altijd naar ons toe.’
‘Na de oorlog is hij van het geld dat hij kreeg als beloning, naar ons toegekomen met zijn vrouw. We kende haar alleen van foto’s. Hij is drie keer geweest. De vierde keer ging het niet door, want toen was zijn vrouw in verwachting en die mocht niet vliegen. Hij is ook nog een keer geweest met zijn zoon, die was toen 17 jaar. Tot aan zijn overlijden hebben we contact gehad. Het voelde als familie! Ik was heel erg dankbaar, want hij was onze bevrijder. Toen hij overleden is hoorde we dat pas drie maanden naderhand, door de poststaking in Engeland. Ik ben toen met mijn man naar zijn graf gegaan. Het was een hele lieve man. Ik denk nog steeds aan hem.’

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892