‘Ik wilde niet geloven dat dit mijn moeder was, ze was zo veranderd’


Aly (11), Casper (11), Chiara (11) vertellen het verhaal van Marian Smook 7 jaar toen de oorloog begon
Niersstraat 6e MontessorischoolDe PijpDe Rivierenbuurt

Wij interviewden Marian Smook, ze woonde in de Pijp, maar ging in de Rivierenbuurt naar school.

Uit wat voor gezin kwam u?
‘Ik had een Joodse moeder en een niet-Joodse vader. Ik was de oudste van 3 kinderen, ik had nog een jonger broertje en zusje. Ik zat op de 6e Montessorischool (nu de Anne Frankschool) in de Niersstraat en wij woonden in de Pijp. Ik liep elke dag naar school, wat ongeveer 35 minuten lopen was. Toen de oorlog uitbrak is mijn vader bij mijn moeder weggegaan want hij vond het te griezelig om met een Joodse vrouw getrouwd te zijn. Mijn moeder moest dus in haar eentje voor ons zorgen en dat was best zwaar. We hadden weinig te eten en hadden recht op een half broodje per dag, die we met bonnen konden kopen. We hadden geen verwarming in huis want het was te duur om veel te stoken, dus we sliepen vaak met z’n vieren in het bed van mijn moeder. We bleven, als we niet naar school gingen, zo lang mogelijk in bed liggen. Veel schoolgebouwen waren door de Duitsers ingenomen, dus we hadden veel minder les dan normaal. In bed was het lekker warm en we lagen dicht tegen elkaar aan. Om de tijd te doden zongen we liedjes met elkaar, dat was erg gezellig.’

Heeft u de hele oorlog in Amsterdam gewoond?
‘Nee, we hadden steeds minder te eten en op een gegeven moment zijn wij kinderen naar het oosten van het land vertrokken. Daar was veel meer eten dan in de stad. We werden in een dekschuit geladen en over het IJsselmeer naar Kampen gebracht. De volgende dag kwamen er allemaal gezinnen uit de buurt om een kind uit te zoeken. Dat klinkt heel gek maar zo ging het echt, er werd gekeken welk kind in welk gezin zou passen. Toch voelde het heel akelig omdat het een soort keuring was. Ik voelde mij als oudste kind erg verantwoordelijk voor mijn broertje en zusje en toen het er op leek dat er geen plek was voor mijn broertje in hetzelfde dorp als ik (Ommen), ben ik enorm tekeer gegaan. De mensen schrokken en werden boos op mij, want ik moest dankbaar zijn dat we werden opgenomen. Uiteindelijk kwam er een meneer naar mij toe, die zei dat hij ook uit Ommen kwam en voor mijn broertje wilde zorgen. Ik mocht elke dag langskomen om hem te bezoeken en kijken of het goed met hem ging. Hier kon ik mee leven en zo konden we alle drie in hetzelfde dorp blijven.’

Had u wel eens contact met uw moeder of familieleden toen u tijdens de oorlog in Ommen woonde?
‘Nee, want ze was ondergedoken in Amsterdam en ik mocht geen contact met haar hebben. Echter aan het einde van de oorlog heeft mijn moeder mij opgezocht. Ik had mijn moeder natuurlijk al lang niet gezien en was gewend aan de vrouwen van het platteland. In mijn herinnering had ik een prachtige, knappe moeder met een mooie gave huid, een lief gezicht en zeer verzorgde kleding aan. Maar toen ze mij kwam opzoeken herkende ik haar niet. Ze was heel erg vermagerd, had inmiddels grijze haren gekregen en een huid die helemaal gerimpeld was. Ik negeerde haar, ik wilde niet geloven dat dit mijn moeder was want in mijn gedachten zag ze er zo anders en mooier uit.

Na de oorlog gingen wij weer naar Amsterdam en groeiden daar verder op. Ik ben er later achter gekomen dat bijna de hele familie van mijn moeder is vermoord in de diverse kampen, niet teruggekomen is echt een fout woord.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892