‘Ik werd tijdens dat bombardement in dat kastje gestopt’
Maiyas, Laut, Sallie en Ayse vertellen het verhaal van Marten Wijbenga
KanariestraatAmsterdam-Noord
Marten Wijbenga woont op een woonboot in Amsterdam-Noord. Zijn boot staat vol modelschepen en overal hangen foto’s van schepen en boten. Hij komt echt uit een schippersfamilie. In het kanaal waar hij nu woont viel tijdens de tweede wereldoorlog een bom. Het was één van de bommen die bedoeld was voor de Fokker fabriek die daar toen gevestigd was. Marten kan Maiyas, Laut, Sallie en Ayse van de Montessorischool Azalea precies laten zien waar de bom viel in het water.
Hoe voelde u zich toen de oorlog begon?
‘Nou toen was ik nog zo klein ik ben namelijk in 1940 geboren. Toen begon net de oorlog, daar weet ik eigenlijk niet zoveel van. In het begin gebeurde er ook nog niet zoveel het leven ging gewoon door. We woonden in de Kanariestraat, dat is tegenover de Dirk van den Broek op de Meeuwenlaan. Daar woonde ik met mijn vader en moeder en twee oudere zussen. Ik was een nakomertje. Mijn vader was schipper op de pont en mijn beide zussen werkten al in een kleding atelier. Omdat mijn vader zo’n belangrijke baan had heeft hoefde hij niet in Duitsland te gaan werken wat een hoop andere jonge mannen wel moesten.’
Zijn er ook bommen in uw buurt gevallen?
‘Niet ver bij ons huis vandaan was de Fokkerfabriek. Die is in beslag genomen. Door de Duitse bezetters en die gingen daar hun vliegtuigen repareren. En die fabriek is een aantal keer beschoten door bommen van de geallieerden in juni en juli 1943. Maar ze misten allemaal en de bommen vielen op huizen. Stomtoevallig bij mij in de straat niet, maar ik weet precies waar ze wel gevallen zijn en scheelde geen haar of wij waren ook de klos geweest. We hadden een achterplaatsje bij ons huis en mijn zussen zagen daar op die dag in juli vliegtuigen overvliegen. Mijn vader zag die vliegtuigen ook maar die zag er wat uit vallen, dat waren de bommen. Ze zijn toen heel snel weer naar binnen gegaan om te schuilen. We hadden in de gang een laag kastje voor spullen, schoenen en zo. Ik werd tijdens dat bombardement in dat kastje gestopt. En ze deden het kastje op slot. Mijn ouders zaten met mijn twee tweezussen in de wc. Dat was omdat dat de veiligste plek in het huis was. Dat moet ook krap geweest zijn. Als er een bom op ons huis zou vallen dan zou die wc blijven staan en dat kastje waar ik in zat ook, dachten ze. Er zijn bij die bombardementen ruim 200 doden gevallen.’
Heeft u ook honger gehad in de Hongerwinter?
‘Ik had een hele slimme vader. Hij maakte gebruik van zijn uniform en van de pas die hij had. ’s Nachts mocht je niet op straat komen van de Duitsers maar omdat mijn vader met de pont ook ’s nachts moest varen had hij een pas; een ‘Ausweis’ noemen ze dat. Hij had niet alleen een Ausweis hij had ook nog zijn fiets, om naar de pont te fietsen. Hij ging dan na zijn werk in de nacht nog even kolen halen bij de schepen en vulde zijn fietstassen met kolen. Die kon hij dan weer ruilen voor eten. De volgende dag fietste hij dan naar de bakker op de Nieuwendammerstraat en dan gaf hij die bakker de kolen, zodat hij daarmee zijn oven kon stoken en weer brood kon bakken. Hij voer ook midden in de nacht met zijn IJveer-bootje naar een groter schip en dan had ‘ie van die grote ijzeren blikken bij zich en dan tapte hij illegaal diesel uit dat schip. En die blikken deed hij dan weer in zijn fietstassen en daarmee ging hij de boer op, naar Ransdorp, Zunderdorp en Zuiderwoude. Allemaal dorpjes om Amsterdam heen. Die hadden geen elektriciteit maar wel olielampen. Zo kreeg mijn vader wat eten, aardappelen, bonen in ruil voor olie. Hij is nooit heel ver weg hoeven gaan.’
Hoe was de bevrijding?
‘We dachten dat de oorlog afgelopen was dus om dat te vieren gingen er heel veel mensen naar de Dam toe op 7 mei. Mijn ouders ook met mij in de kinderwagen, ik was toen vierenhalf. Toen we bij de Bijenkorf waren hoorden we ineens dat er geschoten werd. Een groep Duitse soldaten schoot vanuit het gebouw De Groote Club met machinegeweren op de feestende bevolking. Mijn ouders vluchtten snel naar de Reguliersbreestraat, daar zat een ijssalon. Daar zijn we naar binnen gegaan en hebben we gewacht totdat het voorbij was. Tweeëndertig mensen werden gedood.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.