‘Ik werd beschermd opgevoed in een groot huis’


Zaria, Jaiden, Lina, Jiro vertellen het verhaal van John Rade
IndonesiëAmsterdam-Centrum

Zaria, Jaiden, Lina en Jiro van de Sint Antoniusschool in Amsterdam-Centrum gaan bij meneer John Rade op bezoek. Meneer Rade heeft veel kunst in zijn huis, die met Nederlands-Indië te maken heeft. Ook heeft hij Indische hapjes klaargezet, zoals spekkoek en emping, een soort bittere chips.

Hoe was het leven van uw ouders in Nederlands-Indië, voordat de oorlog begon?
‘Mijn oma had een paar zussen en die waren allemaal schatrijk. dat kwam door de plantages, die ze altijd in de familie hadden gehad. Mijn vader was architect, die was voor de oorlog met de zus van mijn oma getrouwd, maar daarvan is hij gescheiden. Na de oorlog ontmoette hij mijn moeder en zijn ze getrouwd. Toen ik geboren werd, was mijn vader al 60.’
‘Mijn oma was met een militair getrouwd, dat was dus mijn opa. Hij ging er met het geld vandoor en ging in Zuid-Frankrijk wonen. Mijn oma moest toen met haar kinderen bij één van haar zussen wonen. Die zus was getrouwd met de resident van Bantam. Die woonde in een paleis, dus mijn moeder heeft als kind ook in dat paleis gewoond. Maar toen brak de oorlog uit en moesten mijn moeder en oma in een interneringskamp. Ze hebben drie jaar opgesloten gezeten. Ze moesten elke dag in de brandende zon buiten staan en het was bloedheet. Ze moesten gebogen staan in de richting van Japan. Als je niet goed stond, kreeg je een slag met bamboe en soms werd iemand onthoofd. Het voedsel was heel slecht, veel mensen werden ziek. Mijn oma is overleden in het kamp.’

Wist u als kind wat er was gebeurd?
‘Nee, van die hele moeilijke tijd in Indonesië heb ik niks meegemaakt.  Ik werd zeer beschermd opgevoed in een groot huis met tien slaapkamers. Er waren veel bewakers, maar daar weet ik niks meer van. Later, toen we in Nederland waren, hebben mijn ouders er nooit over verteld. Mijn moeder heeft maar een keer gezegd dat haar familie heel rijk was. Haar overgrootvader was zakenlord, daar was ze trots op. Maar mijn ouders moesten vooruitkijken. De Nederlandse overheid ving ons niet echt goed op, dus ze hadden geen tijd om aan het verleden te denken.’

Waarom zijn jullie naar Nederland verhuisd?
‘In 1945 was Indonesië onafhankelijk van Nederland en mijn vader wilde wel er wel blijven, maar toen kwam Nederland in 1947 met 150-duizend militairen, want Nederland wilde niet dat Indonesië onafhankelijk zou zijn. We moesten vertrekken naar Nederland. Dat betekent dat we alles moesten achterlaten en de bootreis moest je zelf betalen. Dus mensen kregen schulden.’
‘De boot ging langs Egypte, het Suezkanaal, de Middellandse zee over naar Amsterdam. In het Suezkanaal waren bootjes van het rode kruis, die gaven gratis kleding. Mijn vader was architect en had in Indonesië veel huizen in zijn bezit. Hij had die verkocht en het geld omgezet naar goud. Toen we op de boot naar Nederland gingen, verstopte hij dat goud in de wieg van mijn zusje, onder het houten stuk van de wieg. Daardoor kon hij in Nederland een huis kopen.’

Hoe was het voor u in Nederland?
‘We kwamen aan in Nederland en wat mij opviel, was dat Nederlanders niet gastvrij waren. Als je ging spelen met Nederlandse kindertjes en het was etenstijd moest je naar huis. Maar omgekeerd, als ze bij mij waren, dan werd je uitgenodigd om mee te eten. Maar ik heb in Nederland niet echt discriminatie meegemaakt, alleen werd ik wel als pinda poepchinees uitgescholden.’
‘Mijn vader is overleden toen ik 9 was, dus toen zeiden mijn ooms en tantes dat ik me als vader moest gaan opstellen. Want ik had nog jongere broertjes en zusjes. Ik miste wel de genegenheid van mijn moeder, want ze gaf alle aandacht aan die jongere kinderen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892