‘Ik was zo bang dat ik op sokken naar huis ging’


Ruben, Jordy, Ilse, Levi vertellen het verhaal van Foppe Kooistra
Hurdegaryp

Meneer Foppe Kooistra is in 1935 geboren en was 5 jaar toen de oorlog begon. Hij woonde in Veenwoudsterwal, maar ging in Hurdegaryp naar school. Meneer Kooistra had vier broers en vier zusjes. Ruben, Jordy, Ilse en Levi uit groep 8 uit van CBS De Winde in Hurdegaryp gaan bij meneer Kooistra op bezoek om hem te interviewen over de oorlog.

Hoe wist u dat het oorlog was?
‘Ik hoorde heit en mem fluisteren dat we de oorlog hadden verloren en zo’n twee of drie dagen later waren de Duitsers in ons dorp. Het was op een avond, ik weet het nog precies. We waren buiten aan het spelen en ineens vlogen er allemaal Duitse auto’s om ons heen, ze stopten verderop in de berm. Ik ging naar mem, ik was zo bang en moest huilen. Midden in de nacht kwamen de vliegtuigen. Honderden tegelijk aan de lucht. BOE-BOE-BOE-BOE, het ging maar door. Amerikanen en Engelsen. Dan gingen ze naar Duitsland toe om Bremerhaven en Wilhelmshaven te bombarderen. Daar hadden de Duitsers de munitiefabrieken. Ook kwamen er vliegtuigen weer terug en soms klonk het anders: BAM-BAM-BAM-BAM. Die waren aangeschoten, die gingen door naar het IJsselmeer, zodat ze niet neerstortten tussen de mensen en huizen.’

Wat voor eten hadden jullie?
‘Het was niet veel. Mem had het dan wel over oer ‘Jan yn ‘e poede’, dat was een weke boterham. We hadden thuis een boerderij met een stuk of zeven of acht koeien en wat varkens en veel kippen. Dus we hadden eten van ons zelf, een stukje vlees ook wel. Heit was varkenskoopman. Soms maakte mijn moeder ‘sûpengrottenbrij’. Er zat niet zo veel smaak aan, maar je moest het eten, wij zeiden niet ‘dat lusten we niet’. Toen de Canadezen kwamen, kregen we voor het eerst pinda’s, die hadden we nog nooit gehad.’

Ging u ook naar school?
‘Ik zat in Hurdegaryp op school, de openbare school. Dat was bij de Wissel, achter meubelzaak Neef. We gingen altijd lopend naar school vanuit Feanwâldsterwâl, dat was nog best een eind. Soms zaten er onderweg bij de Langedijken, dat is nu de Foksegatten, Duitsers te schieten. Ze waren aan het oefenen denk ik. Mijn broertje en ik durfden daar dan niet langs. Het waren Duitsers, die ingekwartierd zaten in een huisje tegenover Bennema State, daar zaten allemaal Duitse soldaten. Dan gingen we via Quatrebras, via de Ielburg reed naar huis, gauw naar mem. Want wij waren soms heel bang voor die soldaten.’
‘Toen ik acht jaar was, werd de school bezet door Duitsers, dat was inkwartiering. Toen ben ik twee jaar thuis geweest. We hebben schriften mee naar huis gekregen. Maar jullie kunnen wel begrijpen, we speelden meer dan dat we in die schriften zaten. Toen ik weer op school kwam, ik was toen 10 jaar oud, stond er op het schoolplein een grote mand. Die zat vol met sinaasappels. We kregen allemaal een sinaasappel. Dat was de eerste keer dat ik een sinaasappel kreeg. En er waren ook vitamine tabletjes, die dingen waren erg zuur. Meester Kinderman zei dan: ‘mond open!’ en later: ‘Heb je het wel doorgeslikt?’
‘Ik weet ook nog wel dat het vliegveld in Leeuwarden werd gebombardeerd. Het luchtalarm ging af. We moesten op school snel op de gang staan, allemaal achter elkaar. Maar ik heb daar niet lang gestaan. Ik was zo bang en ben er vandoor gegaan. Ik heb mijn klompen in de bak laten staan en ben op sokken naar huis gegaan. Ik zal het nooit vergeten.’
‘Wat ook wel angstig was, was dat er door Engelse vliegtuigen geschoten werd op Duitse auto’s op de Rijksstraatweg. Dan liepen we weer naar huis uit school en sprongen we snel in de greppels naast de weg.’

Wat heeft u het meeste geraakt in de oorlog?
‘Ik kon zo vrij niet leven als jullie nu. Heit en mem fluisterden altijd, er was heel veel wat wij niet mochten weten. Het was gevaarlijk in de oorlog, we merkten soms wel dat onze ouders bang waren. Dan hoorden we: ‘Die is opgepakt en die is opgepakt.’ Mijn oudste broer was zeven, acht jaar ouder dan ik en we gingen wel samen kievitseieren zoeken. Dan hield hij mijn hand vast en gingen we samen het land in. Soms waren we bang dat ze hem zouden halen voor de Arbeitseinsatz. Gelukkig is dat niet gebeurd. Een maand na de oorlog zei hij tegen mijn moeder: ‘Ik voel me niet goed.’ Die avond raakte hij nog in coma en is hij overleden, hij was 17 jaar oud. Er was geen penicilline, niets. De oorlog was voorbij, maar wij hadden hier wel veel verdriet van.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892