‘Ik was zijn enige leerling, dus ik moest alles wel goed doen’
Waïl, Samar, Ilay, Axelle en Jynx vertellen het verhaal van Hans van 't Veer
Van der PekstraatAmsterdam-Noord
Waïl, Samar, Ilay, Axelle en Jynx van de Twiskeschool interviewen Hans van ’t Veer.Hij was 4 jaar toen de oorlog begon en groeide op in de Van der Pekstraat als enig kind. Zijn vader had een slagerij. Hij herinnert zich nog dat de oorlog begon en weet nog goed dat de bommen vielen in Noord.
Luisterde uw vader naar de radio?
‘Alle radio’s moesten ingeleverd worden door de Duitsers. Ze werden verborgen in kelders en luikjes. Mijn vader ging met andere mensen naar de radio te luisteren. De Duitsers wilden niet dat wij konden horen hoe ver hun vijanden waren.’
Hoe wist u dat de oorlog begon?
‘Er waren vliegtuigen die vlogen over onze huizen en mijn ouders vertelden dat dat de vijanden waren. Ik was nog te jong om te snappen wat dat betekende, maar na een jaar wist ik wel wat oorlog was, want we werden onderdrukt door de Duitsers. De Duitsers liepen door de straten met geweren en uniform aan. En mij werd duidelijk gezegd dat ik mijn mond moest houden en dat ik geen woord met ze mocht wisselen. Dus dat deed ik niet. Maar er was ook wel eens een luchtgevecht boven ons en als kind van zes jaar is dat prachtig als je van die kleine vliegtuigjes ziet die op elkaar schieten.’
Op welke school zat u?
‘Tot mijn zesde jaar heb ik op de kleuterschool gezeten en daarna naar de basisschool. Maar toen ik in de tweede klas zat werden alle scholen gesloten, omdat er geen eten meer was en er waren geen kolen meer voor de kachels om de lokalen warm te stoken. Er waren toen in die tijd hele strenge winters. Iedereen was hongerig en veel ouders woonden niet meer op de plek waar ze vroeger woonden; kinderen waren weg en ik ben veel thuis gebleven. De hoofdonderwijzer van school heeft mij na anderhalf jaar alles bijgeleerd. Ik vond dat niet leuk, want ik was zijn enige leerling. Dus ik moest alles wel goed doen.’
Hoe was het in de Hongerwinter?
‘Mijn vader was slager, toen er weinig eten was kon je met bonkaarten groenten en vlees kopen. De ouderen die ziek waren kregen extra bonnen om te kunnen overleven. Mijn vader kreeg eens in de drie weken van de Duitsers extra vlees voor die oudere mensen. Soms een halve of een hele koe en kon hij makkelijk vlees achterhouden. Als ik uit school kwam dan zaten er wel eens vijf à zes vreemden aan tafel in de keuken en die konden dan eten krijgen van mijn ouders. En mijn vader kon daarmee de hoofdonderwijzer betalen om mij bijles te geven.
Hoe zag het er buiten op straat uit?
Rot. De bomen die er stonden werden om gehakt voor de kachels. De Duitsers liepen met vier man twee aan twee op straat met geweren. Iedereen die daar woonde lette op elkaar. Dus het was niet prettig om buiten te zijn. Ik speelde wel op straat met vriendjes, maar we mochten de stoep niet af. Vijf, zes keer per dag ging het luchtalarm, dan moesten we naar binnen. Dus we leefden onder een streng regime van onze ouders. We speelden ook in bomkraters dat was een diepe kuil ontstaan door bommen. En dat liep wel vol met regenwater en daarin zwommen ook ratten. En daar zwommen we dan in. Zonder zwemdiploma, onze ouders werden daar heel boos om.’
Heeft u nog herinneringen aan de bomaanslag?
‘Toen de bom viel, schoten alle ruiten eruit en plafonds kwamen naar beneden. De plafonds waren van kalk. Dus het was een puinhoop met kalk en glas in huis. Je hoorde de bommen huilend aankomen. En mijn vader ging onder de trap staan, want het was zo dat waar er gebombardeerd werd bleven de trappen meestal in de muur hangen. Na het bombardement ging Iedereen naar de ruïnes om hout te halen om zijn ramen dicht te timmeren.’
Leven er nog mensen die u goed kenden?
Ja, het merendeel wel, maar ik had een vriendje Sam waar ik veel mee speelde. Hij had Joodse ouders. Maar na twee jaar stapten zijn vader, moeder en hij met grote tassen in een vrachtauto, met mannen erachter die niet gekleed waren als Duitsers. Dus ik vroeg aan mijn ouders: ‘waar gaat Sammie naartoe?’ ‘Hij gaat op vakantie’. Toen ik na drie weken vroeg wanneer Sammie nou eindelijk thuiskwam, werd mij verteld dat hij waarschijnlijk nooit meer terug zou komen, want hij was meegenomen door de Duitsers. Ik heb hem nooit meer gezien.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.