‘Ik was verschrikkelijk bang, alleen maar bang.’


Ilay, Giovanni, Julia, Natasja vertellen het verhaal van Harry Sablerolle
Meeuwenlaan Amsterdam-NoordAmsterdam-Noord

Ilay, Giovanni, Julia, Natasja van Basisschool Wereldwijs interviewen Harry Sablerolle (1934). Meneer Sablerolle heeft veel indrukwekkende foto’s bij zich en heeft het bombardement meegemaakt in de Ritakerk in Amsterdam-Noord.

Hoe kreeg u te horen dat de oorlog was begonnen?
Het was op een mooie dag begin mei in Amsterdam. Ik speelde buiten. Het was een doodlopend straat, maar vroeger stonden er bijna geen auto’s . Er stond maar één auto bij ons voor de deur, van de buurman die particulier chauffeur was voor iemand bij de KLM, van Schiphol. Bij het uitbreken van de oorlog is er niet geschoten hier in Amsterdam, maar wel op Schiphol. In die zwarte auto zat een kogelgat. Ik herinner me dat, maar was zes jaar. Ik heb de hele dag verder gespeeld. Zo wist ik het.’

Kende u mensen die gingen onderduiken?
Ja, aan het einde van de oorlog hebben wij een onderduiker in huis gehad. Mijn vader was kapper, maar  moest aan het einde van de oorlog aan de kust werken. Van Texel tot België werden allemaal bunkers gebouwd, om Nederland te verdedigen tegen de bevrijders die uit Engeland of uit Amerika zouden kunnen komen met de boot. Toen brak de spoorwegstaking uit en reed er geen enkele trein meer. Al die spoormensen moesten toen onderduiken. Mijn vader werkte dus aan de kust en daar werkte ook een man uit Noord- Brabant.  Die heeft hij geholpen. ‘Kom maar mee naar mij, naar Amsterdam Noord, dan kun je bij mij blijven wonen totdat je naar huis kan’. En toen brak de hongerwinter uit en mijn vader lag aan het einde van de oorlog op sterven, die ging dood van de honger. Die jongen, het was een boerenjongen, ging de straat op ’s avonds. Hij roofde de katten en honden. Dat vlees at mijn vader en zo is hij in leven gebleven.’

Wat vond u van de NSB?
Tja, dat zijn landverraders. Die kozen voor de vijand. Wat is het ergste in de oorlog? Dat zijn NSB’ers, dat zijn verraders.
Ik zal je een verhaal vertellen. Mijn oom had verkering met een meisje, hij was een jaar of 20. Hij moest onderduiken want hij moest voor de Duitsers, de Moffen, in Duitsland werken en dat wou hij niet,. Dat meisje heeft hem aangegeven bij de politie, ze was boos nadat mijn oom het uitmaakte. Mijn oom is dood, omdat dat meisje hem verraden heeft. Een van de ergste dingen in de oorlog is verraad, dat je voor iedereen bang moet zijn, dus dat je niks vertelt omdat je anders verraden wordt.’

 Wat is het engste dat u mee heeft gemaakt tijdens de oorlog?
‘Het andere vreselijke ding van oorlog is angst.. Voor bommen kon je niet  schuilen, want je weet niet waar ze gaan vallen. Angst en verraad, dat is het allerergste wat er in de oorlog gebeurt. Het engste was het bombardement dat ik heb meegemaakt. Ik zat in de kerk, dat was 17 juli 1943, het was prachtig weer in Amsterdam Noord en die kerk bestond 25 jaar. Het zat vol kinderen; wel vijfhonderd. Harry laat foto’s zien van de kerk na het bombardement].  Zie je dat gat in het dak? De bom was ‘verdwaald’, die was bedoeld voor een vliegtuigfabriek in Amsterdam-Noord, maar ze hebben misgegooid. Tegenwoordig zijn die vliegtuigen modern en kunnen ze heel goed mikken, maar dat kon vroeger niet.  Dat ging toen mis. De bom ging schuin naar achteren en kwam in de kelder terecht en dat heeft de ontploffing gesmoord. Daarom waren er maar elf doden. Voorin de kerk zijn geen slachtoffers gevallen. Ik zat in het midden van de kerk en we hoorden een verschrikkelijk gegier, want bommen die gieren als ze vallen. De gebrandschilderde ramen werden door de luchtdruk ingedrukt, dat gaat zo snel. Die bom ontplofte in de grond, de knal heb ik niet gehoord.  Erna was het pikkedonker en het enige wat je wil is vluchten. Ik vond het het middenpad, maar dat lag helemaal vol rotzooi, dus ik klauterde over de brokstukken en kon nog steeds niks zien door het stof. Werd toen nog door een hysterische vrouw omver gezwiept, maar het stof zakte en het licht komt dan weer tevoorschijn. En toen zag ik een wit gat en daar waren een mannen, één tilde me over een gat heen en toen stond ik buiten. Ik huilde. Zou er nog om kunnen huilen, en toen ben ik naar huis gelopen. Sindsdien ben ik verschrikkelijk bang voor bommen. Ik was verschrikkelijk bang, alleen maar bang.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892