‘Ik was veertien, ik had alleen oorlog meegemaakt’


Max en Alexander vertellen het verhaal van Cecile van der Wijck
Padang

Max en Alexander van het Augustinianum College in Eindhoven hebben het interview met Cecile van der Wijck samen voorbereid, maar Alexander is ziek op de dag van het interview. Sam gaat daarom alleen, en wordt hartelijk ontvangen door mevrouw Van der Wijck. In haar huiskamer zijn sporen van haar jeugd in voormalig Nederlands-Indië zichtbaar. Foto’s van haar familie hangen aan de muur, boven een bijzettafeltje met beeldjes en wajangpoppen. Mevrouw Van der Wijck is geboren op 20 april 1936 in Padang op Sumatra in Indonesië. Haar overgrootvader was Hollands, haar vader en moeder waren allebei halfbloed.

Kunt u iets vertellen over uw herinneringen aan uw jeugd en de oorlog?
‘Ik kom uit Sumatra en dat plaatsje is eigenlijk een dorp, maar wel een voornaam dorp omdat het een haven heeft. Een natuurlijke haven, waar de grote schepen, handelsschepen, van overal van de wereld ook aan de kade kunnen komen.

Het is triest, mijn jeugd, vanwege die twee oorlogen. Toen de Jappen binnenvielen werden eerst de mannen opgehaald en de jongens die ouder dan 10 jaar waren. De vrouwen, onder wie mijn moeder met haar dertien kinderen, werden later opgehaald met een vrachtwagen. We werden naar een lege school in Padang gebracht. Elk gezin kreeg een lokaal, er lagen wel matrassen op de grond. Hier zagen we voor het eerst een Jap. Ze zagen er best anders uit dan de Indonesische mannen. De Jappen kozen ‘troostmeisjes’, in andere woorden, ze gingen meisjes zoeken om hoeren van te maken. Ik was zelf niet oud genoeg om een troostmeisje te worden, maar mijn oudere zussen wel. Maar gelukkig had mijn moeder een plan, ze wikkelde haar oudste dochters in matrassen. Dus elke keer als er een check zou zijn, wisten de jappen mijn zussen niet te vinden.

In het kamp was vrijwel geen eten. We aten wormen, ratten en soms slangen om te overleven. Ik heb vreselijke dingen gezien. De Japanners toonde geen begrip of empathie, niet eens menselijkheid. Elke keer als iemand een Jap zag, moesten we allemaal buigen en ‘arigato’ zeggen. Dat betekent ‘dankjewel’, maar waarom moesten we de Jappen bedanken? Voor al het ‘heerlijke’ eten? Of gewoon de gezondheid van alle mensen daar? Of de super goede slaapplekken? Een keer had iemand wat eten meegesmokkeld voor haar kinderen. Helaas werd ze gesnapt door een Jap, en als gevolg in elkaar getrapt voor mijn neus en spelende kinderen. Zo’n kleine vrouw door een grote Jap… Bedankt voor wat?’

Hoe heeft de Bersiap periode uw leven veranderd?
‘Na die Japanse oorlog kwam de Bersiap-periode. Deze tijd zit mij nog het meeste dwars. We moesten weer de kampen in, maar nu om beschermd te worden tegen de Indonesiërs die onafhankelijk wilden worden. Ze vielen iedereen aan, iedereen met maar een beetje Hollands bloed. Dus ook alle Indo’s. Toen werd Indonesië onafhankelijk. Er mocht geen Hollands meer gesproken worden. Maar wij waren wel Hollands opgevoed, we spraken alleen Hollands en zaten voorheen op Hollandse scholen maar die werden verboden. De Indonesische taal spraken we niet. We hadden het heel moeilijk, konden niets verstaan op school.

Mijn ouders hebben me toen naar een ander eiland gebracht om naar school te kunnen gaan, naar Java. Ik was pas 14 jaar en moest mijn ouders al verlaten. Vijf jaar lang woonde ik toen bij mijn zus die 24 was en mijn schoolgeld moest betalen. Ik heb daar twee jaren lang op een ulo gezeten.’

Heeft u in Nederland daarna nog een goed leven op kunnen bouwen?
‘Ik heb daar in Batavia uiteindelijk geleerd om stenotypiste te worden. Maar we konden er niet blijven want het werd te gevaarlijk voor mensen met een witte huidskleur, dus moesten we naar Nederland. Je kon nog steeds vermoord worden, gespiesd door een vlijmscherpe speer of mes. Ik ging op de boot, helemaal alleen en wel 30 dagen lang. Ik werd in Napels op de trein naar Venlo gezet, waar ik mijn broer zou treffen.

Helaas was de discriminatie in Nederland best hevig. Zo wilde ik een keer opstaan in de bus om mijn stoel aan een wat ouder iemand aan te bieden, maar die zei: ‘Je hoeft niet op te staan, ik wil je plaats niet, je stinkt’.

Nog steeds heb ik te maken met discriminatie, tot op de dag van vandaag.
Ik ben teleurgesteld in de Nederlandse regering. Ze hebben niets voor ons gedaan.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892