‘Ik was pas vier en wist niet waar ‘huis’ was’


Aarush, Hein, Noa en Robin vertellen het verhaal van Lous Steenhuis
LinnaeusstraatAmsterdam-Oost

Hein, Aarush, Noa en Robin van De Pinksterbloem gaan met de tram naar Lous Steenhuis. Met hun vragenblaadje in de hand beklimmen de leerlingen uit Amsterdam-Oost de trappen naar het appartement op vier hoog. Eenmaal binnen bij Lous heerst er al snel een ontspannen sfeertje. Lous is heel lief en er zijn een heleboel koekjes!

Wat vond u ervan dat uw oma niet wilde onderduiken?
‘Nu kan ik zeggen dat ik dat heel dom vind. Mijn vader en moeder wisten heel goed dat Hitler gevaarlijk was en waarom ze gingen onderduiken. Toen hij in 1934 in Duitsland de baas werd, wisten ze dat dat voor Joodse mensen heel gevaarlijk was. Mijn oma zei: “Ik kan goed naaien en ik ga me wel gewoon melden”. Dat moesten alle Joodse mensen. Ze is toen gedeporteerd naar Auschwitz – dat was het meest vreselijke kamp – en daar vermoord.’

Gingen uw ouders wel onderduiken?
Mijn vader, moeder en ik gingen onderduiken in Amsterdam. Dat werd op een gegeven moment toch gevaarlijk, dus toen ging ik naar mijn oom Saam. Maar in 1944 kon ik daar ook niet meer blijven. Toen hebben mensen van het verzet een ander adres, in Amsterdam, voor mij gevonden. Daar zat nog een Joods meisje van 18 jaar ondergedoken. Dat meisje is verraden en naar de gevangenis gebracht. In de gevangenis heeft ze gezegd dat er nog een Joods meisje zat. Ik dus.’

Wat is er toen met u gebeurd?
‘Ik ben toen ook opgepakt door de Duitse politie en in de gevangenis naast Paradiso gevangengezet. In m’n eentje. Een mevrouw heeft daar voor me gezorgd en samen gingen we op de trein naar Westerbork, waar ik in het weeshuis terechtkwam. Daar zaten eenenvijftig kinderen gevangen. Wij werden ‘de onbekende kinderen’ genoemd, omdat de Duitsers niet helemaal zeker wisten of wij wel Joods waren. Op een slechte dag moesten alle kinderen op de trein. Dat was de allerlaatste trein die vertrok uit Westerbork, naar Bergen-Belsen. Daar was geen eten en er zaten veel te veel gevangenen bij elkaar. Veel mensen waren ook ziek. Gelukkig is de groep onbekende kinderen daar maar drie maanden gebleven. Wij gingen verder met de trein naar Theresienstadt. Op een goede dag marcheerden Russische soldaten het kamp binnen. Die zeiden: “De oorlog is afgelopen. Hitler is dood. Jullie kunnen naar huis.” Ik was pas vier en wist niet waar ‘huis’ was. Ik ben in een militair vliegtuig naar Nederland gekomen. Hier kwamen we in een kamp, waar werd uitgezocht of er nog familie van je was.
Mijn moeder had de oorlog overleefd. Ik vond die mevrouw, die ze voor me was, wel aardig, maar ik kende haar niet meer. En mij herkende ze niet meer. Ze had mij afgegeven toen ik een mooi kindje was en nu stond er een magere, zieke kleuter voor haar neus.’

Wat is er met uw vader gebeurd?
‘Mijn vader is ook verraden. Hij probeerde onderweg naar het politiebureau te ontsnappen. Daarbij zijn kogels op hem afgevuurd en is hij weer opgepakt. Hij is toen meteen doorgestuurd naar Westerbork en vanaf daar door naar Auschwitz. Daar is hij direct vermoord. Ik heb mijn vader dus niet gekend. Voordat zijn trein vertrok heeft hij een kaart voor mijn moeder uit de trein gegooid. Er staat geen adres op. We denken dat het Rode Kruis heeft uitgezocht aan wie de kaart gericht was en dat het daardoor uiteindelijk bij mijn moeder terecht is gekomen.
Op de kaart staat:

Lieve Ro,
Vandaag zijn we van Westerbork gestart, ik heb goede spullen bij me en veel eten van de vrienden in het kamp. We worden heel goed behandeld, we worden vast in ons eigen beroep te werk gesteld. Ik schrijf dit alles in de trein en zal deze uit het raam gooien. Ik ben tot nu toe ongeschonden en onverwoestbaar. Ro, lief kind, laat me erop rekenen dat jij je flink houdt, dan ben ik gerust. Je weet officieel dat mijn vrouw en kind al in Polen zijn. Dat kan het nippertje rustig bij Saam blijven.

Er werd hem natuurlijk in Westerbork gevraagd waar zijn vrouw en kind waren. Hij kon niet zeggen dat die waren ondergedoken. Dus heeft hij gezegd dat wij al in Auschwitz waren.

We gaan naar Auschwitz, een verzamelkamp, we worden daar verspreid over heel Duitsland. Ro, vetrouw op een goede afloop en wees heel voorzichtig, er worden heel veel duikelaars gepakt. En zorg dat je P.B. feilloos is.  Kus mijn dochter van me en groet al mijn vrienden en kennissen.
En wees flink en zelfstandig nu je op jezelf aangewezen bent.
Ik heb hier leuke en goede vrienden gemaakt. Ik ben niet eenzaam.
Lieveling, alles zal in orde komen.
Veel kussen van je liefhebbende Lou.

In Auschwitz werd mijn vader op 28 februari 1943 meteen vermoord. Hij was toen nog maar 26 jaar jong.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892