‘Ik was het oorlogsbrood gewend’


Abdullah, Alicia en Paul vertellen het verhaal van Jan Spoorenberg
Emmalaan/Boschdijk/Aalsterweg, Eindhoven

Jan Spoorenberg was één jaar toen de oorlog begon. Hij woonde toen aan de Emmasingel, waar nu de Blob staat, vlak bij de Philipsfabrieken. Toen die werden gebombardeerd moest hij zijn huis uit vluchten. Aan Abdullah, Alicia en Paul van de Floralaanschool in Eindhoven vertelt hij aan de hand van hun vragen zijn verhaal.

Hoe was het als klein kind in de oorlog?

‘Het was een lastige tijd, maar als kind kreeg je er niet veel van mee en er waren ook leuke momenten. Je kon lekker buitenspelen, er was weinig verkeer, en er waren wel verjaardagen met een klein cadeautje. We hadden een schuilkelder in de tuin. Dat was een grote kuil afgedekt met palen en net hoog genoeg om rechtop in te zitten. Je zat dan op de grond of op een deken. Enkele andere buren hadden ook een schuilkelder in onze tuin gemaakt, omdat die heel groot was. Het schuilen duurde altijd erg lang en je verveelde je omdat er niets te doen was. Soms aten we jam of stroop en dan werd de hele schuilkelder plakkerig. In Stratum was er een bom op een schuilkelder gevallen. Dat heeft niemand overleefd. Bij de bombardementen op de Philipsfabrieken moesten we vluchten. Via het huis van mijn oma, aan de Demer, gingen we naar Tongelere. Onderweg schuilden we in de kluis van een bank. We zijn door dat bombardement al onze spullen kwijtgeraakt; meubels, servies en ook fotoalbums. Van de overheid kregen we een beetje geld om ‘nieuwe’ tweedehands spullen te kopen en de gemeente zamelde spullen in om uit te delen. We hebben een tijd aan de Boschdijk ingewoond bij een echtpaar. Dat was soms best lastig. Daarna konden we bij mijn oom aan de Aalsterweg wonen.’

Was er genoeg te eten?
‘Er was weinig te eten, alles was schaars. Al was het in Eindhoven niet zo erg als in de rest van Nederland tijdens de Hongerwinter. Toen mijn vader een keer in het ziekenhuis lag, vroeg hij zes boterhammen voor het ontbijt. De zusters vonden dat erg veel, maar hij zei dat hij ‘s morgens altijd zoveel at. Eigenlijk at hij er maar twee; de rest was voor ons. Na de oorlog kregen we Zweeds graan om brood mee te bakken. De meeste mensen vonden dat erg lekker, maar ik niet. Ik was het oorlogsbrood gewend. Snoep was er nauwelijks of niet. Daarom gaf mijn moeder ons stukken gedroogde appel, van de bomen in onze boomgaard. Als de stukken in de tuin hingen te drogen, kwamen daar veel vliegen op af. Dat zag er vies uit en je moest ze goed wassen voordat je ze at. Er was ook weinig wc-papier, dus gebruikten we stukjes krant. Dat was erg vervelend, maar je moest wel.’

Hoe was de bevrijding?
‘Er was altijd hoop dat de bevrijding snel zou komen, maar het duurde lang. Op Dolle Dinsdag vertrokken de Duitsers in paniek, omdat ze dachten dat de Engelsen eraan kwamen. Dat was niet zo, dus kwamen ze weer terug. De avond voor de bevrijding zaten er zelfs nog Duitsers bij het tuinhuisje hun brood te eten. Later die avond nam m’n vader me mee naar buiten. Schuilend achter een boom konden we zien hoe de Duitsers bij het vliegveld alles aan het opblazen waren. De volgende dag kwamen de Engelsen Eindhoven binnen over de Aalsterweg, waar wij dus woonden. De Amerikanen kwamen vanuit Son. De bevrijding was een groot feest met vlaggen en iedereen was blij. Totdat de Duitsers de volgende dag de stad bombardeerden. Daarbij vielen slachtoffers en raakten veel mensen gewond. Van de gevechten heb ik weinig gemerkt, omdat die buiten Eindhoven waren.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892