‘Ik was bang van mijn moeder, die ik na vier jaar niet meer kende’
Edellief, Yoep en Matisse vertellen het verhaal van Rolf Loewenstein
Demer, Eindhoven
De ontmoeting tussen Edellief, Yoep en Matisse uit groep 8 van basisschool De Trinoom in Eindhoven en Rolf Loewenstein vindt in verband met corona via het beeldscherm plaats. Met de vraag hoe het met de 81-jarige gaat, wordt het ijs ook online snel gebroken. Rolf vertelt dat hij zijn tweede vaccinatieprik heeft gehad en dat het gewone leven snel weer kan beginnen, gelukkig.
Wat herinnert u zich nog van de oorlog?
‘Ik was nog heel jong, één jaar, toen het begon, dus van die tijd kan ik me niks herinneren. Na de oorlog woonden mijn opa en oma bij ons thuis, maar die hebben me nooit iets verteld. Maar ik was wel nieuwsgierig naar wat er gebeurd is, dus ik ben het gaan uitzoeken. Sommigen dingen geloof ik niet.’
Uw vader en broer zijn opgepakt tijdens de oorlog, heeft u ze daarna nog gezien?
‘Mijn vader en mijn broer zijn vermoord. Ik heb ze niet meer gezien. Ik heb mijn moeder een paar keer gevraagd naar mijn vader, maar dan kreeg ik een heel stom antwoord: “Dat weet ik niet!” Ik kan er nog om janken. Ik wilde weten hoe mijn vader was, of hij lief was of streng, maar mijn moeder vertelde niets. Ik heb een foto waar een jongetje op staat. Ik vroeg mijn moeder, toen ze al in het bejaardenhuis zat, wie dat jongetje was. Weer: “Dat weet ik niet!” Ik kreeg hele rare, stomme antwoorden. Soms denk ik er weer aan en snap ik niet dat mijn moeder zo praatte. Maar ik heb wel gehoord dat mensen die de oorlog meegemaakt hebben, bijna alle overlevenden, niet over de oorlog praatten. Dat moet zo erg geweest zijn dat mensen er niet over konden praten.’
Hoe was het om alleen ondergedoken te zitten?
‘Dat is me heel goed bevallen. Ik had het geluk dat het bij hele lieve mensen was. In een gezin met een dochter en twee zonen, in een vrijstaand huis in Apeldoorn. Ik kon er buitenspelen en vrij rondlopen. Het enige wat ik heb gezien was een Duits kanon, maar daar werd niet mee geschoten. Aan het eind van de oorlog kwam mijn moeder me halen met een militaire auto. Ik was hartstikke bang van haar. Ze had zwart, lang haar en ik kende haar niet meer. Ik heb de hele reis van Apeldoorn naar Eindhoven gehuild. We hadden elkaar vier jaar niet gezien. Moet je eens voorstellen, dat je eigen kind niet met je mee wil.’
Hoe kwam het eigenlijk dat uw vader en broer zijn opgepakt?
‘Ik heb brieven naar Het Rode Kruis geschreven om te achterhalen hoe mijn vader is omgekomen. Ik kreeg twee brieven terug met verschillende verhalen. Ik denk dat mijn vader is aangehouden in Maarheeze toen de moffen naar een Engelse piloot zochten. Volgens een van de brieven van Het Rode Kruis riep mijn vader toen: “Laat me toch gaan, laat me toch gaan, ik ben een Jood!” Maar dat geloof ik niet. Want hoe stom kun je zijn als je weet dat de moffen alle Joden oppakken. Dan ga je dat niet zeggen. In de andere brief stond dat hij aan het einde van de oorlog is omgekomen tijdens de dodenmars van Oostenrijk naar Hamburg. En of dat waar is, ik weet het allemaal niet. Dat heb ik als bericht gekregen en daar heb ik mezelf maar bij neergelegd. Mijn broer is vermoord in een concentratiekamp net als zes miljoen Joden. Alleen omdat ze Joods waren.
Ik erger me kapot als mensen ooit zeggen: het mag nooit meer gebeuren. Het gebeurt iedere dag! Ik wil nog één ding benadrukken jongelui. Geloof niet in nepnieuws! In de Eerste en Tweede Wereldoorlog is er veel nepnieuws verkondigd. Hier in Nederland zijn er bijvoorbeeld ook mensen die niet geloven dat corona bestaat, terwijl mensen doodgaan. Probeer daar onderscheid in te maken.
Ik ken nog een mooie spreuk van Goethe en daar moeten jullie maar eens over nadenken: Gevaarlijk is het om een leeuw in zijn slaap te wekken. Gevaarlijk is een panter. Het gevaarlijkste en het gevaarlijkste is de mens in zijn waan.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.