‘Ik vond Nederlanders altijd een beetje bekrompen’
Jordan, Serenity, Liam vertellen het verhaal van Janneke Roos
IndonesiëAmsterdam-Zuidoost
Jordan, Serenity en Liam uit groep 7a van IKC Wereldwijs in Amsterdam-Zuidoost interviewen mevrouw Janneke Roos op hun eigen school. Ze hebben een atlas op tafel gelegd, zodat mevrouw Roos precies aan kan wijzen waar ze woonde en hoe de bootreis ging toen ze naar Nederland kwam. Mevrouw Roos is nu 78 jaar. Ze is geboren na de oorlog in 1946 in Tegal, Midden-Java in Nederlands-Indië.
Hoe was het in de oorlog voor uw ouders?
‘Mijn vader was Nederlands ambtenaar in dienst bij de Rijkswaterstaat. Tijdens de oorlog met de Japanners, werden alle Nederlanders opgepakt en in kampen gezet. Mijn ouders zijn al vrij in het begin van de oorlog opgepakt en afzonderlijk van elkaar in een gevangenkamp gezet op Sumatra. Mijn moeder, die toen 27 jaar oud was, zat in een vrouwenkamp en mijn vader, toen 42 jaar kwam terecht in een mannenkamp. Het was op een rubberplantage. En daar verbleven ze in hutten. Ze moesten daar hard werken. Mijn moeder was hoofd van de houthakkers. Het was daar niet leuk hoor, want er was heel weinig eten en ze werden gestraft.’
U ging als klein kind naar Nederland weet u daar nog iets van?
‘In 1948 gingen we naar Nederland. Mijn vader kreeg van zijn werk een jaar verlof. Ik was toen 2 jaar, ik weet daar niet zoveel meer van. We woonden in een huurhuis in Haarlem. Ik zag voor het eerst mijn halfbroer en halfzus, die woonden ook daar. Dat waren de kinderen uit mijn vaders eerste huwelijk. Nadat Indonesië onafhankelijk was geworden, in december 1949, vroegen ze mijn vader om terug te komen om een irrigatieproject op te starten. Dus toen ik 4 jaar was verhuisden we weer terug. We gingen toen eerst in Bandung wonen, omdat het te gevaarlijk was om in Tegal te wonen. Er was namelijk nog veel conflict tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Indonesië na de onafhankelijkheid. Toen we uiteindelijk wel weer in Tegal woonden, mochten we niet buiten spelen, alleen in de tuin. Als we buiten de tuin gingen, kwam er altijd bewaking mee, omdat we anders gekidnapt konden worden.
Ging u daar naar school?
‘Ik heb mijn hele basisschooltijd daar op school gezeten. Het was een heel klein Nederlands schooltje. Ik zat met maar een paar andere Nederlandse kinderen in de klas en verder waren het Indonesiërs of Chinezen. We leerden alleen maar dingen over Nederland, terwijl ik daar nooit echt geleefd had. Mijn beste vriendin heette Lili-on. Zij was Chinees. En ik had ook een vriendje, waar ik altijd hand in hand mee liep. Hij heette Toes-han. Ik heb uit die tijd nog altijd een poëziealbum, waar ze allemaal een gedichtje in geschreven hebben.’
Hoe was de reis toen u voor de tweede keer naar Nederland ging?
‘Mijn vader ging met pensioen dus daarom gingen we weer terug naar Nederland. Ik was toen nog net geen 11 jaar oud. We gingen met een groot cruiseschip, de Willem Ruys heette die. Je had daar een kinderdek met een soort kinderopvang en daar moesten alle kinderen tot 11 jaar heen. Ik zat dus net op het randje. Ik wilde natuurlijk liever niet tussen al die kleine kinderen zijn de hele dag. Dus ik klom er door een raampje in de wc uit, samen met een vriendinnetje. We dwaalden iedere dag rond op het schip. Het personeel wist er wel van hoor, die hielden ons wel in de gaten. We mochten zelfs op de brug komen en ook bij de kapitein achter het roer. We zorgden natuurlijk dat we iedere dag precies op tijd weer terug waren, zodat onze ouders niks merkten.’
Hoe deden de kinderen in Nederland tegen u?
‘We gingen in Rozendaal wonen, dat is een dorpje dichtbij Arnhem. Wij waren wel echt anders dan iedereen, we zagen er anders uit. Als je er als kind een beetje anders uitziet, dan zijn kinderen vaak niet zo heel aardig tegen elkaar, dat weten. Ik kon daar wel redelijk mee omgaan, maar mijn broertje kon dat niet zo goed. Tegenwoordig zou je het discriminatie noemen denk ik. Ze liepen dan bijvoorbeeld langs mijn broertje en dan gingen ze met hun vinger langs zijn nek en zeiden ze: ‘hé je geeft af’.’
‘We vonden de Nederlanders ook niet gastvrij. Als er iemand bij ons thuis kwam spelen, mocht die altijd blijven eten. Maar mijn broertje kwam wel eens huilend thuis, want dan was hij bij een vriendje gaan spelen en werd hij ineens weggestuurd om zes uur als de familie ging eten. Ik heb Nederlanders altijd een beetje bekrompen gevonden en dacht al snel: ‘Ik weet niet hoe lang ik het hier ga volhouden’. Na mijn studie Public Health heb ik dertig jaar over de hele wereld gewerkt.
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.