‘Ik vond het zo oneerlijk dat ze het haar van mijn vriendin afschoren’


Noreeni, Vera, Sophia en Jair vertellen het verhaal van Joch Kuiken
Jordaan

De 90-jarige Joch Kuiken ontvangt Noreeni, Vera, Sophia en Jair van de school Spring High bij haar thuis in Slotervaart. Tijdens de oorlog woonde ze in de Jordaan, toen een arbeiderswijk. Haar ouders waren socialisten en kwamen op voor de rechten van arme mensen. Tijdens de oorlog hielpen ze Joodse onderduikers. Terwijl Jochs opa lid van de NSB was.

Wat deed u tijdens de oorlog?
Ik was elf jaar en zat in de vijfde klas – dat is nu groep 7 – toen de oorlog uitbrak. We wisten dat de oorlog was begonnen toen Rotterdam door de Duitsers werd gebombardeerd en wij de tanks door de straten, onder andere over de Dam, zagen rijden. In mijn klas zaten geen Joodse kinderen, wel kinderen van NSB’ers. In de loop van de oorlog was er steeds minder te eten. We kregen geen brood meer mee naar school en in de zesde klas (groep 8) had je alleen nog een heel klein flesje melk. Je moest in die tijd heel voorzichtig zijn en gehoorzaam zijn aan de Duitse bezetter, die wij moffen noemden, en geen foute dingen zeggen. Het was bijvoorbeeld verboden om het koningshuis te steunen, en alles wat daarmee te maken had. Ik weet nog dat we op Koninginnedag op straat het liedje ‘Oranje boven’ zongen, maar dan met de tekst Worteltje boven, in plaats van oranje.’

Heeft uw familie de oorlog overleefd?
‘Ja, wij allemaal. We waren niet Joods. En toen mijn vader, net als bijna alle Nederlandse mannen, werd opgeroepen om te gaan werken in Duitsland, werd hij afgekeurd omdat hij astma had. Ook hield hij zijn baan als conciërge bij een bedrijf dat knopen maakte. De eigenaar was Joods en toen Joodse mensen geen winkels en bedrijven meer mochten runnen, kwam de zaak in handen van een Verwalter, een door de nazi’s aangewezen zaakwaarnemer. Mijn vader had het geluk dat hij altijd genoeg eten mee kon nemen voor ons. En een zakje kolen; dat nam hij stiekem mee. Mijn ouders hielpen de Joodse familie van het bedrijf door hun spullen te bewaren en hun op hun onderduikadres stiekem aan eten te helpen. Bij andere Joodse mensen brachten ze ook eten, met gevaar voor eigen leven, en ze verspreidden verzetskrantjes. Gelukkig heeft de Joodse familie van de knopenfirma het overleefd. Eén beeldje, van een olifantje, bleef bij ons achter toch. Dat staat nu op de rand van mijn bed. Een meisje dat voor hun werkte – ze verfde de knopen – is niet meer teruggekomen. Het koffertje met kleren dat is achtergebleven, is nooit opgehaald.
Het gekke is dat mijn opa bij de NSB zat. Daar hadden hij en mijn ouders wel vaak ruzie over. Op de vraag waarom, antwoordde hij dat ze van die ’mooie pakkies’ hadden…’

Hoe was het in de Hongerwinter?
‘Er was niets – geen kolen, geen gas, geen licht – en alles was op de bon. Van een leeg blikje hadden we een lichtje gemaakt. Met een beetje olie en water en met een lontje erin kon je een lichtje maken. Samen met mijn moeder ging ik op de fiets naar de boeren om ‘koren te lezen’. Dan keken we op het net geoogste land of er losse korreltjes koren waren overgebleven. Thuis maalden we dat tot meel en mengden het met suikerbieten. Op een vuurduveltje, een blikje waar mijn opa een soort vuurkorfje van had gemaakt, bakte mijn moeder dan heerlijke koeken. Opa had ook een ‘valletje’ gemaakt. Daar deden we wat korreltjes eten in om vogeltjes te vangen. Daar zat niet veel vlees op natuurlijk.
Het was vreselijk om te zien hoe mensen uren in de rij stonden om afvalvlees te halen. ‘Verse waar’ noemden ze dat, maar het waren ingewanden. Eén vieze, grijze massa was dat en de mensen aten het soms meteen op. Ook als het op straat, in de modder, was gevallen, aten ze het op.’

Wat deed u toen de oorlog voorbij was?
‘De Engelsen gooiden blikken koek vanuit hun vliegtuigen. Die graaiden we bij elkaar. Onze zakken puilden uit. Overal was er feest; we gingen van het ene naar het andere feestje. Van mijn vriendinnetje, dat in de oorlog een Duits vriendje had, werd haar haar afgeschoren, als straf. Dat vond ik zo oneerlijk. Daarom deed ik net als zij een hoofddoekje op.’

           

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892