‘Ik voelde een lichte pijn in mijn buik van heimwee naar Suriname’
Sebas, Joppe, Rosa, Noa en Zara vertellen het verhaal van Ed Klein
Suriname
Sebas, Joppe, Rosa, Noa en Zara interviewen Ed Klein (1952) op de Willem-Alexanderschool in Bergen. Voor het interview mogen ze de teamkamer gebruiken en die is heel sfeervol. Ze hebben zich goed voorbereid en veel interessante vragen bedacht. Joppe en Rosa halen een kopje koffie voor meneer Klein en dan gaan ze beginnen.
Waar woonde u in Suriname?
‘Ik woonde op Plantage Waterland, mijn vader was daar de directeur. Ik heb een superjeugd gehad. Plantage Waterland lag aan de Surinamerivier en was één grote speelweide met koffie en sinaasappelbomen. We woonden in een groot koloniaal huis op palen en we hadden een tuinman, kokkin en huishoudster.
Ik speelde met kinderen van allerlei nationaliteiten; er werkten op onze plantage wel 120 mensen die er ook woonden met hun gezinnen. Er waren heel veel kinderen en we hadden een heerlijk vrij leven. We hadden bootjes en gingen veel varen en zwemmen.
We gingen ook naar school; dat was 4 kilometer fietsen en daarna namen we de bus. Als we naar school gingen moesten we schoenen aan, dat vonden we niet leuk. Zodra we weer thuis waren deden we ze weer uit, we waren altijd buiten en liepen op blote voeten.
Op de school kwamen kinderen van allerlei culturen: de Marrons, Javanen en Amerikanen. Iedereen ging goed met elkaar om. Dat was normaal in Suriname. De lessen werden gegeven door missionarissen uit Duitsland die in Suriname scholen oprichtten en het christendom brachten.
In de avond mochten we niet naar buiten omdat dat gevaarlijk was vanwege de wilde dieren, zoals slangen en ook omdat er veel water was en we niet goed konden zwemmen. We mochten nog wel in de tuin om vuurvliegjes te vangen, zolang ze ons maar konden zien.’
Kunt u iets vertellen over de geschiedenis van de plantage? Hoe kwam uw vader daar terecht?
‘Mijn vader deed in 1932 eindexamen voor de middelbare tuinbouwschool. Er was in die tijd veel werkeloosheid en het was heel moeilijk om werk te vinden. Mijn grootvader werkte voor een bank en had contacten met het handelshuis in Amsterdam dat plantages in bezit had. Op zijn vraag of ze een baan voor zijn zoon hadden, antwoordden ze dat hij in Suriname plantageopzichter kon worden, bij koffie en sinaasappelen.
Mijn vader vertrok dus naar Suriname en stond vervolgens met een ploeg mensen de hele dag in het veld om te oogsten en de plantage te onderhouden. Dat was veel werk en ook wij hielpen mee met koffie plukken. Daar kregen we een zakcentje voor. Alle mensen die op de plantage werkten en woonden, kregen een basissalaris, maar wanneer het oogsttijd was kregen ze geld voor iedere kilo koffie.’
Wat was uw lievelingseten?
‘Bruine bonen met rijst vond ik het allerlekkerst, mijn moeder maakte dat heel lekker klaar. Dat is typisch Surinaams eten. We aten ook weleens aardappelen, maar dan zorgde ik dat ik bij vriendjes ging eten, dat vond ik zo vies. Toen de kokkin daarachter kwam, maakte ze wat vaker puree, dat vond ik wel lekker.’
Hoe was het voor u om naar Nederland te komen?
‘We gingen om de drie jaar naar Nederland, vaak met het vliegtuig. We moesten dan meerdere keren overstappen, ook in kleine vliegtuigjes. Ik herinner me dat ik in zo’n klein vliegtuigje eens cola pakte en we in een luchtzak terechtkwamen waardoor het vliegtuig een eind naar beneden viel en de cola alle kanten opspatte.
Toen we in 1963 definitief naar Nederland verhuisden, had ik geen idee dat we daar zouden blijven. We reisden met de boot, een reis die wel 89 dagen duurde; ik werd zeeziek en lag de hele reis op bed.
We kwamen naar Nederland nadat de plantage-eigenaar, die in Amsterdam woonde, had besloten om Waterland te verkopen. De vraag om onafhankelijkheid van Suriname werd steeds groter en de eigenaar vond het een goede tijd om te verkopen. Dat betekende dat wij daar weg moesten. Ook vonden mijn ouders het beter als ik naar de middelbare school zou gaan in Nederland omdat het onderwijs hier beter was. Ik was 12 jaar toen we Suriname verlieten.’
U had heimwee, hoe voelde dat?
‘Ik had hele erge heimwee. Iedere dag voelde ik dat ik terug wilde. Ik miste mijn vriendjes en maakte daardoor ook geen nieuwe vriendjes. Het liefste trok ik me terug in mijn kamer. Ik voelde een lichte pijn in mijn buik van de heimwee en kon daardoor slecht in slaap vallen. Ook miste ik de warmte van Suriname en de vrijheid die ik daar had om te spelen. Hier was het een strenge winter toen we aankwamen. Op school in Nederland was er een jongen die de eerste dag naar me toekwam en zei: ‘Ik heet Rudi, ik help je wel’. Dat was heel fijn, maar maakte mijn heimwee niet minder.’
Zou u nog terug willen?
‘Nee. Ik wilde altijd meteen weg uit Nederland na mijn studie en heb altijd veel gereisd en gewerkt in Azië, Afrika en het Midden-Oosten, ik ontwierp vliegvelden. Maar uiteindelijk kwam ik altijd terug en voelde Nederland als mijn land. Ik voel me Nederlander.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.