‘Ik schrok het meest van mijn vader die bang was’


Job, Andy en Ella vertellen het verhaal van Hella van Loon-Nossek
Genestetlaan, Eindhoven

Het regent pijpenstelen als Job en Andy vanaf De Hasselbraam naar het huis van Helly van Loon gaan. Hun klasgenootje Ella is ziek en kan helaas niet mee. Als ze het wooncomplex binnengaan, komen ze Peter Buddemeijer tegen, die ook al jaren verteller bij Oorlog in mijn Buurt is. Helly wacht de kinderen bij de deuropening op en verwelkomt hen hartelijk. Helly werd geboren op 1 september 1939, de dag dat de Duitsers Polen binnenvielen. Ze woonde toen met haar ouders, oudere broer en drie oudere zussen aan de Genestetlaan. Haar vader was Tsjechisch en werkte voor de Bata, waar hij later directeur werd.

Wat herinnert u zich nog van het Sinterklaasbombardement?
‘Ik was nog heel klein en was die dag met mijn vader wandelen. Ik moest dan altijd zijn pink vasthouden, zodat ik niet wegliep. We liepen bij de Tongelreep. Daar stonden grote populieren. Opeens vlogen er vliegtuigen over; heel laag, net boven de toppen van de bomen. Dat was een lawaai! Ik schrok verschrikkelijk. Maar ik schrok eigenlijk nog het allerergste van mijn vader. Want mijn vader was bang! Hij pakte me op en rende met me naar huis. Dat moment, en zijn angst, vergeet ik nooit meer. Mijn zussen waren op de zondagschool in de Ten Hagestraat, vlak bij de Catharinakerk. Tijdens het bombardement viel daar het orgel naar voren en zo naar beneden. Ook boekhandel Van Pierre was geraakt en stond in brand. Mijn tante is op de fiets gesprongen om mijn zussen op te halen. Ze ging dwars door de stad, tussen al die brandende gebouwen. Ze zag allemaal bebloede en huilende mensen.’

Wat herinnert u zich nog van de bevrijding?
‘Dat de tanks hier over de Aalsterweg Eindhoven binnenkwamen. Mijn moeder, die net aardappeltjes aan het bakken was, heeft toen het gas uitgedraaid, mijn broertje in de kinderwagen gezet en is met mij aan de hand naar de Stratumsedijk gerend om de tanks te zien. Er werd gejuicht en gejubeld. Mensen zaten op de tanks. Het was feest! Al snel konden de tanks niet verder omdat de route naar het noorden van Nederland versperd werd. Zo konden ze bij Best niet direct het kanaal over, omdat de bruggen daar opgeblazen werden door de Duitsers. Die hebben daar nog flink gevochten tegen de Engelsen en Amerikanen aan de andere kant van het kanaal. De Bata schoenenfabriek, waar mijn vader directeur was, lag daar aan het kanaal. Op een nacht zijn een paar Duitse soldaten stiekem met een bootje over het water gevaren en hebben er schoenen gepikt. Mijn vader ging daarop met een bootje naar de overkant, naar de Duitse commandant, en zei hem wat de soldaten hadden gedaan. Die commandant vroeg hem of hij er alsjeblieft geen werk van wilde maken. “Anders moet ik hen doodschieten”. Op diefstal kon de doodstraf staan bij de Duitsers. Hij gaf mijn vader twintig gulden voor de gestolen schoenen. Wij zijn later in Batadorp gaan wonen, in de buurt waar gevochten is. Daar zag je op de hei nog veel graven van onbekende soldaten en uitgebrande tanks. Je mocht daar niet komen, omdat er landmijnen lagen, achtergelaten door de Duitsers. Soms gingen kinderen daar toch stiekem spelen. Een jongen uit mijn klas is daarbij zijn oog verloren, toen hij op een landmijn stapte.’

Wat herinnert u zich nog van het bombardement op 19 september?
‘Dat was de tweede dag van de bevrijding. We waren allemaal buiten op straat aan het feest vieren en spelen. Om een uur of acht waren er ineens allemaal oranje bollen aan de hemel. De kinderen riepen: “Oranje boven, Oranje boven!” Maar mijn vader, die het vanuit huis zag, klopte op het raam en riep: “Naar binnen! Naar binnen!” Hij wist dat het lichtkogels waren. Dat waren kogels die de Duitsers voordat ze gingen bombarderen afvuurden, zodat ze konden zien waar ze de bommen konden gooien. Wij zijn toen snel naar binnen gegaan en meteen door naar de tuin, waar mijn vader eerder een loopgraaf had gegraven. Om ons heen werden alle munitiewagens van de Engelsen gebombardeerd. Ik deed mijn vingers in m’n oren, want het was me een lawaai. Dat kun je je niet voorstellen. Verschrikkelijk! Toen mijn kleine handen moe werden, heeft mijn tante haar vingers in mijn oren geduwd. En zo ben ik in slaap gevallen. Midden in de nacht zijn we weer het huis ingegaan. Het kraakte overal van het glas. Alle ruiten waren gesprongen en dat glas was allemaal in het gras terechtgekomen en kraakte onder onze voeten, krsj, krsj. We deden heel zachtjes want we wisten niet of de Duitsers nog in de buurt waren. De volgende dag gingen mijn zussen en broer in de stad kijken wat er kapot was en bomscherven zoeken. Mijn broer vond een granaat. Hij vertelde het niet aan mijn ouders en nam het mee naar zolder om het daar uit elkaar te halen. Hij had hem in de draaibank gestopt en met een schroevendraaier probeerde hij hem te ontmantelen. KNAL! Dat gaf een ontploffing! Hij had een scherf in zijn been en moest geopereerd worden. Engelse en Amerikaanse chirurgen deden dat. Na de operatie ging er verband om, maar het bleef pijn doen. Toen bleek, dagen later, dat de scherf er nog inzat! Die domme verpleegster had de scherf mee verbonden. Hij heeft nu nog een enorm litteken op zijn been.’

Was u ook wel eens bang in de oorlog?
‘Ja. Op een dag liep ik met mijn vriendinnetje Philippine van school naar huis. Van de Akkerstraat naar school moesten we helemaal door de Elzent lopen. Op een veldje waren de moffenmeiden, die wij toen zo noemden, aan het exerceren. Een officier zei wat ze moesten doen. Ineens brulde hij iets in het Duits en de vrouwen richtten allemaal tegelijk hun geweer op ons. Ik deed het in mijn broek van angst. Ik was heel bang dat mijn moeder boos zou zijn, maar dat was ze gelukkig niet.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892