‘Ik pakte haar hand en we zijn gaan hollen’


Amy, Isa en Friso vertellen het verhaal van Jenny de Jong
Bilderdijkkade 32AAmsterdam-West

De 90-jarige Jenny de Jong woont aan de Bilderdijkkade, in het huis waar zij met haar ouders, broertjes, oma en tante opgroeide. Isa, Amy en Friso van de Annie M.G. Schmidtschool kijken dan ook hun ogen uit in de woonkamer die de geur van vroeger ademt. Op de bank zit Jenny, die bijna tien was toen de oorlog begon. De trauma’s van toen nam ze mee in haar verdere leven en ze vertelt daar openhartig over aan de kinderen.

Wat was het engste in de oorlog?
‘Als het luchtalarm afging, terwijl ik op straat was. Je moest dan meteen naar huis of een schuilkelder in. Dat laatste durfde ik niet, dus ging ik nooit ver van huis. Toch ging ik een keer naar de groenteman in de Bilderdijkstraat. Er kon niks gebeuren, zei mijn moeder. Maar opeens, toen ik op het Kwakersplein liep, ging het luchtalarm af. Ik schrok zo verschrikkelijk. Mensen riepen me dat ik de schuilkelder, dat doodenge ding waar het donker was, in moest. Maar ik holde naar huis. Op van de zenuwen kwam ik bij mijn moeder aan. Dat was de vierde dag van de oorlog. Een dag later gaf Nederland zich over. De Duitsers werden de baas. Wij dachten: gelukkig, dan is er niks meer aan de hand. Het eerste jaar merkten we eigenlijk ook niks. Het tweede jaar merkte je al meer. We hoorden dat Joodse mensen een ster moesten dragen en ook werden opgepakt. Duitsers deden alsof ze vergif waren. Er kwamen ’s nachts schietpartijen, je moest je ramen verduisteren en er was geen licht meer, alleen kaarsjes. Het werd steeds angstiger. Toen wij een keer niet thuis waren, is er een deel van een bom door ons huis gevallen. Zo door het bed van mijn ouders, door mijn bed tot in de kast hier. Een deel van het huis was dus verwoest en ik moest huilen om mijn poppenwagen, om mijn pop die dood was. Mijn tante Marie heeft ook iets engs meegemaakt. Op het Weteringcircuit zag ze hoe jongemannen door Duitse soldaten werden doodgeschoten. Daar is nu een monument. Ik hoop dat jullie, als je daar ooit bent, even bij stil staan.’

Kende u Joodse mensen?
‘In mijn klas hadden we een Joods meisje. Op een dag zei de juffrouw: “We gaan eens stout doen. We gaan heel hard Nederlandse liedjes zingen.” Dat mocht niet van de Duitsers. Opeens werd er op de deur gebonkt. We schrokken ons het apelazarus. Het hoofd van de school kwam binnen met twee Duitse soldaten. Ze zeiden dat wat wij deden verboden was. Opeens zagen ze Truusje, het Joodse meisje. Zij en de juffrouw moesten mee. Truusje moest huilen en wij ook. Een andere juffrouw troostte ons en zei dat ze vast alleen een beetje straf kregen en morgen terug zouden komen. De juf kwam terug, maar toen wij vroegen waar Truusje was, zei ze dat zij met haar ouders op de trein naar een kamp was gezet. We waren er kapot van. Na de oorlog wisten we zeker dat ze nooit meer terugkwam.’

Hoe was het eten in de oorlog?
‘In het vierde jaar van de oorlog was het eten op de bon. We hadden niet veel. Ik kreeg van mijn moeder twee sneetjes mee naar pianoles op het Bellamyplein. Daar lag een oude man tegen het hek. “Honger, zo’n honger,” zei hij. Ik wilde mijn boterham eigenlijk niet weggeven. Ik heb het toch gedaan. Ik weet niet of hij het heeft overleefd. Er gingen toen heel veel mensen dood van de honger. Dat was middenin de Hongerwinter. Overleden mensen konden niet begraven worden, omdat de grond was bevroren. Je zag op straat hier wagens vol met zakken met lijken erin. Die sloegen ze op in de Westerkerk. Het was een afgrijselijke tijd. We hebben in die periode de meest smerige dingen gegeten. Op school zorgden ze voor extra eten, omdat we allemaal magerder werden. We moesten het opeten, je mocht het niet uitspugen. Maar het was te vies, ik heb het wel drie keer uitgespuugd. Na de oorlog vergeet je dat wel weer. Maar een paar jaar geleden ging ik met mijn dochter ergens eten hier in de buurt. We komen dat restaurant binnen en daar stonden rijen houten tafels. Ineens was ik door dat beeld terug in de oorlog. Ik gilde dat ik weg wilde. Na zoveel jaar… dat komt dan weer terug.’

Hoe was de Bevrijding voor u?
‘Vanuit Zweden kwamen vliegtuigen met pakketten met voedsel. Onder andere meel, waar mensen het lekkerste brood van bakten. Als een taartje zo lekker. Toen het bericht kwam dat de Duitsers zich zouden overgeven, waren we zo blij. Hier aan de overkant was een ziekenhuis en we zagen dat ze de vlaggen uithingen. We waren vrij! Er was op 7 mei een groot feest op de Dam. Daar zouden de Canadese soldaten aankomen. We stonden vrolijk te wachten, toen we opeens vier soldaten met een machinegeweer op de waranda van een restaurant zagen staan. Ze schoten op de massa en mensen vielen neer. Ik pakte de hand van mijn vriendinnetje en we zijn gaan hollen en hollen. Mijn vriendin en ik denken elk jaar op 7 mei hieraan. Ik vind het fijn om mijn verhaal met anderen te delen. Door de oorlog ben ik altijd bang gebleven voor onweer, zie ik soms opeens weer voor me hoe het was, al is die tijd zo lang geleden.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892