‘Ik moest water scheppen, terwijl ik een krokodil in het water zag springen’


Loek, Stijn en Wout vertellen het verhaal van Rasoelan Rodjan
Suriname

Als Loek, Stijn en Wout aankomen bij ouderencentrum Wilgenhof zit Rasoelan Rodjan de kinderen al op te wachten in de bibliotheek. Ze heeft heerlijke muntthee en koekjes meegebracht. De leerlingen van basisschool ’t Karregat in Eindhoven hebben veel vragen voor haar. Mevrouw Rodjan werd geboren in district Saramacca in Suriname, waar haar voorouders gedropt waren toen hun werkcontract afliep. Ze woonde daar tot haar achtste jaar dicht bij de natuur. Vijftig jaar geleden, op haar 23e, kwam ze noodgedwongen naar Nederland.

Hoe kwamen uw voorouders in Suriname terecht?
‘Mijn voorouders kwamen als contractarbeiders naar Suriname. Als jonge jongens moesten ze in India hard werken op het land om geld te verdienen. Toen kwamen de Engelsen en ze zagen die jongens daar hard werken. Ze zeiden: jullie krijgen veel geld als je voor ons komt werken. Daar zeiden de jongens geen nee op, maar ze wisten niet dat ze zo ver weg moesten gaan. De Engelsen hebben hen meegenomen naar Calcutta. De jongens dachten dat ze in Calcutta gingen werken, maar ze werden met zijn allen in een tentenkamp gezet en vanaf toen begon hun verdriet. In het kamp werden ze slecht behandeld. Na een tijdje werden ze met een boot naar Suriname gebracht. De bootreis duurde heel lang en er was veel ellende. Ze moesten heel hard werken voor eten en alles schoonmaken. Er was veel ziekte op het schip. Op de boot zag mijn betovergrootvader een mooi meisje en hij trouwde met haar. Daar op de boot is mijn overgrootopa getrouwd.

Ze kwamen terecht op een suikerrietplantage, waar ze hard moesten werken. Er werd hen beloofd dat ze naar vijf jaar weer teruggebracht zouden worden naar hun land. De contractarbeiders werden slecht behandeld. De slavernij was afgeschaft, maar ze hadden het niet heel veel beter dan de tot slaaf gemaakte Afrikaanse arbeiders die voor hen op de plantages werkten. Wat gepresenteerd werd als een eerlijk en humaan systeem was in werkelijkheid een verkapte vorm van slavernij. De arbeiders, ook wel koelies genoemd, werden gemarteld, vastgeketend, gegeseld en zelfs gedood. Protest werd met geweld de kop ingedrukt. Tegen de Afro-Surinamers hadden de Nederlanders gezegd: de Hindoestanen kunnen harder werken dan jullie. Op die manier zaaiden ze haat tussen de Afro-Surinamer en de Hindoestanen. Door verdeeldheid te creëren tussen verschillende groepen, zou er geen gezamenlijke opstand komen, was de gedachte.’

Wat gebeurde er toen na vijf jaar het contract afliep?
‘Nadat het contract afliep werden ze met een groep mensen in het oerwoud in Saramacca gedropt. Er was niets, geen huizen, geen winkels, geen straten. Aan de ene kant was de zee en aan de andere kant de rivier. Ze moesten alles zelf bouwen en daar leven van visvangst en groenten en fruit uit het oerwoud. Er waren veel gevaarlijke dieren, zoals krokodillen en slangen.

Jaren later werd ik daar geboren. We moesten als kind veel meehelpen maar dat was normaal. Ik herinner me nog hoe ik water moest halen bij de rivier. Ik was nog geen 12 en ik was erg bang omdat ik slangen en kikkers zag. Bij een bruggetje moest ik water in mijn emmer scheppen, terwijl ik een krokodil in het water zag springen. Ondanks mijn angst deed ik het toch, want anders zou mijn moeder boos worden.’

Waarom kwam u naar Nederland?
‘Suriname is een kolonie geweest van Nederland. Omdat in Suriname niets meer te halen was voor Nederland, wilden ze het land teruggeven. De inwoners van Suriname wilden niet meer voor Nederlanders werken, dus zei Nederland: jullie moeten maar zelf je land draaien, wij gaan wel weg.

Maar de Nederlanders hadden veel haat gezaaid tussen Afro-Surinamers en Hindoestanen en dat leidde toen tot grote uitbarstingen. Het land kwam in handen van de verkeerde mensen. Het was niet meer veilig voor Hindoestanen om daar te blijven; hun huizen en winkels werden in brand gestoken. Mijn man werd ook aangevallen door een grote groep Afrikaanse Surinamers. Ze duwden hem met een grote vrachtwagen in de rivier. Anderen zagen dat en redden hem. Toen zijn we in 1974 naar Nederland gekomen. Ik was 23 jaar. Mijn man kreeg werk bij de autofabrikant Daf, en binnen een aantal maanden hadden we een huis gekocht.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892