‘Ik mocht niet kijken van mijn moeder, maar zag het toch’


Mees, Juno, Vera en Noah vertellen het verhaal van Nel Glabeek
Strijp, Eindhoven

Aangekomen in De Wilgenhof, waar ze woont, staat mevrouw Nel Glabeek al boven in de bibliotheek op Noah, Juno, Mees en Vera van basisschool De Hasselbraam in Eindhoven te wachten. De leerlingen hebben vragen over de oorlog voorbereid. Maar eerst vertelt mevrouw Glabeek (84) dat ze zeven kleinkinderen en acht achterkleinkinderen heeft.

Hoe leefden jullie in de oorlog?
‘We waren thuis naast mij met vijf broers, een zuster en een aangenomen jongen. Mijn ouders hadden een levensmiddelenzaak aan de Kreugelstraat, hoek Schootsestraat. Mijn moeder werkte in de winkel en mijn vader was melkboer. Door die winkel hadden we genoeg te eten.’

Moest u wel eens naar de schuilkelder?
‘Ja. Als het luchtalarm afging, moesten we via de achterkant van het huis door de garage naar buiten. Daar was een heel breed pad en daar aan de overkant was een schuilkelder. Dan moesten we eerst over een hele rij Duitse soldaten, die naast de weg lagen, heenstappen. Ik viel soms over de militairen, want we moesten heel hard lopen. De schuilkelder zat helemaal vol. Er was geen eten, misschien een korstje brood en een beetje water. Soms zaten we daar heel lang. De opslagplaats van de winkel is een keer leeggeroofd toen wij daar zaten. We gingen niet altijd in de schuilkelder. Vaak ook trok mijn moeder ons onder de trap en dan sloeg ze een hele grote deken om ons heen, zodat we niets zagen. Als we al onderweg naar school waren, moesten we zorgen dat we snel ergens binnen konden schuilen. Mijn moeder hield ons uit voorzorg vaak thuis van school. Het bombardement op de Philipsfabrieken was ook vlakbij ons. Ik blijf altijd voor me zien hoe ik daar mensen half verbrand naar buiten zag komen. Hun kleren stonden in brand en de vellen hingen aan hun lijf. Ik zag ze door de straat weglopen. Ik mocht niet kijken van mijn moeder, maar zag het toch.’

Hadden jullie ook onderduikers in huis?
‘Bij ons thuis zaten twee jaar Joodse mensen, waaronder ook een baby, ondergedoken. Wij kinderen wisten dat niet. Ze zaten op zolder verstopt. Ik werd altijd weggestuurd als ik mee naar boven liep. Of mijn oudere zus riep me terug. Ik hoorde die baby wel eens. Dan zei ik: “Hé, mama, daar zit een kindje boven”. Dan zei zij: “Nee, da’s nie waar Nel, da verbeeld je je maar”. Die onderduikers mochten alleen ‘s nachts naar beneden. Ze mochten niet binnendoor over de trap. Mijn vader had buitenom een uitschuifbare trap gemaakt.’

Wat herinnert u zich nog van de Bevrijdingsdagen?
‘Samen met mijn zus, die al vijfentwintig was, ging ik kijken bij de optocht door Eindhoven. Alle vrouwen die tijdens de oorlog met Duitsers ‘gepraat en gelopen’ hadden werden opgehaald en kaalgeschoren. Mijn zus en ik liepen met nog twee vriendinnen met de optocht van de kaalgeschoren vrouwen mee. We hadden alle vier een mooie witte jurk aan met een oranje sjerp. We kwamen voorbij de Stratumsedijk. Tegenover waar vroeger een zwembad, het Sportbad, zat. Daar woonde een dokter. Hij riep ons naar binnen want het luchtalarm ging af. Maar mijn zus wilde per se naar huis. We zijn toen via de tuin over de schutting geklommen. Daar stond een man met een bakfiets, die ons naar een school in stadsdeel Tongelre bracht om te schuilen. Mijn zus en haar vriendin moesten helpen gewonden binnen te halen. Mijn vriendin en ik scholen onder een schoolbank. Mijn rechterknie stak er een stuk bovenuit en toen ben ik door een scherf geraakt. Daar heb ik nog de littekens van. Ik had zoveel pijn dat ik bijna niet meer kon lopen. Weer thuis moest ik ermee naar het ziekenhuis.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892