‘Ik mocht gewoon buitenspelen want ik droeg geen Jodenster’


Lana, Sameer en Lisa vertellen het verhaal van Betty Mock
Amsterdam

Betty Mock wordt geïnterviewd in de teamkamer van de Jan Woudsmaschool in Amsterdam-Driemond. Omdat de printer van school stuk is hebben Lana, Sameer en Lisa de vragen voor haar op hun laptop, maar dat vindt mevrouw Mock helemaal niet erg. Ze heeft zelf ook een laptop mee, waarop ze foto’s van haar familie laat zien.

Wat weet u nog van voor de oorlog?
‘Helemaal niets, ik ben geboren in het midden van de oorlog, in 1943, uit twee Joodse ouders. Ik heb mijn ouders nooit gekend want mijn vader is in 1942 opgepakt, mijn moeder was toen zwanger van mij. Toen ik zes weken oud was kreeg mijn moeder een oproep om zich te melden bij de Hollandsche Schouwburg. De Joden dachten dat ze gingen werken in kampen in Oost-Duitsland en Polen. Mijn moeder had een hele goede vriendin, Janna, ze woonde in dezelfde flat op twee hoog. Zij zei: ‘Baby’s kunnen niet werken dus wij passen wel op Betty totdat je weer terug bent’. Ik werd toen gewoon opgenomen in dat gezin, bij de bovenburen dus.’

En had die vriendin ook nog een zoon of een dochter?
‘Ja, Janna was getrouwd met Albert Wittenberg en ze hebben mij in hun trouwboekje laten inschrijven. Ik ben geboren als Betty Sarlui en toen was ik ineens Betty Wittenberg. Het was een gezin met een Surinaamse vader uit Paramaribo en een Amsterdamse moeder. Ze hadden twee kinderen; Albert was 10 jaar en Tine was 8 jaar. Ik was natuurlijk een witte baby en ik zag er helemaal niet uit als hun eigen kinderen.’

Hoe was het om ondergedoken te zijn?
‘Dat weet ik eigenlijk niet want ik was nog heel klein. Maar wat ik me wel herinner is dat ik liefdevol ben opgenomen. Ik had een oudere broer en zus en die waren dol op me en ik had een vader en moeder en die waren ook dol op me. Ik mocht gewoon buitenspelen want ik droeg geen Jodenster. We woonden tegenover een speeltuintje, dat kan ik me nog herinneren, daar speelde ik op straat. Ik kon nog niet praten dus ik kon mezelf ook niet verraden. In de flat woonden veel Joodse mensen die het waarschijnlijk wel wisten maar nooit iets hebben gezegd. Ik ben nooit verraden anders had ik hier niet gezeten.’

Zijn uw ouders uit de oorlog teruggekomen?
‘Nee, noch mijn vader noch mijn moeder heeft het overleefd. Van mijn vader weet ik dat hij vanuit Westerbork naar Auschwitz is gebracht. Ik weet dat hij daar in de zomer van 1943 is vermoord in de gaskamer. Mijn moeder is uiteindelijk in september 1943 in Auschwitz aangekomen en vergast. Mijn ouders hebben elkaar niet meer gezien. Mijn vader kwam uit een hele grote familie, daarvan heeft niemand het overleefd. Van mijn moeders kant is wel een aantal mensen uit de kampen teruggekeerd.

Mijn onderduikvader Albert is opgepakt in de oorlog en moest als krijgsgevangene werken in een werkkamp in Duitsland. Hij is een dag voor de Bevrijding vermoord. Mijn onderduikmoeder Janna bleef dus alleen achter, met drie kinderen – waaronder ik. Maar ik weg weggeroofd door een andere Joodse familie en kwam te wonen in Laren. Ik heb Janna en Albert junior nooit meer gezien.

Deze nieuwe mensen in Laren zeiden: ‘Wij zijn nu jouw nieuwe papa en mama. Je ouders zijn omgekomen in Auschwitz. Je hebt even ondergedoken gezeten, maar we hebben het niet meer over die andere mensen.’ Ik weet nog dat ik daar kwam, het was een hele grote Joodse familie die het bijna allemaal overleefd hebben ook door onder te duiken. Tegen die andere familieleden hadden ze gezegd dat ik uit een weeshuis kwam, maar dat was dus helemaal niet waar. Er werd nooit meer over gesproken. Toen ik 16 was hebben ze mij officieel geadopteerd en heette ik Betty Rijksman.

Pas toen iedereen dood was van die familie en ook mijn oom en tante, ben ik gaan onderzoeken hoe het nou precies zat. Via mijn herinneringen aan het speeltuintje in Oost en aan mijn Surinaamse onderduikvader en de naam tante Janna ben ik met hulp van het Stadsarchief in Amsterdam achter de naam gekomen van Albert Wittenberg. Ik kwam erachter dat alleen Tine nog leefde en haar heb ik nog een keer ontmoet. Dat was heel bijzonder: ze heeft me nog veel kunnen vertellen. Twee weken later stierf ze. Gelukkig heb ik nog altijd heel goed contact gehouden met haar zoon Willem.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892