‘Ik kreeg onderwijs over Nederland, maar amper over mijn eigen land’
Leerlingen van Alasca vertellen het verhaal van Nelson Carrilho
CuraçaoAmsterdam-Oost
Nelson Carrilho is geboren op Curaçao en verhuisde naar Nederland toen hij 11 jaar oud was. Hij deed de Rietveld Academie en heeft in Nederland als kunstenaar veel grote opdrachten gehad. Aan de leerlingen van het Alasca in Amsterdam-Oost vertelt hij over zijn jeugd en zijn vertrek naar Nederland.
Hoe was het voor u om in Nederland te gaan wonen?
‘Ik ben op elfjarige leeftijd naar Nederland verhuisd. In deze tijd waren koloniale sporen heel erg aanwezig op Curaçao. Ik heb dit wel gemerkt in mijn kinderjaren. Ik kreeg onderwijs over Nederland, maar amper over mijn eigen land. We werden gedwongen Nederlands te spreken. We hebben natuurlijk onze eigen taal die we thuis spraken. Vanaf dat we naar school gingen werd gezegd: je mag je eigen taal niet meer spreken. Mijn ouders konden mij niet helpen met mijn schoolwerk, omdat ze geen Nederlands spraken. Dit is erg raar als kind, omdat jouw kracht, jouw ritme, jouw verhaal, jouw muziek, jouw dans wordt weggelaten. Ik kreeg niets mee van mijn eigen cultuur.’
Wat wist u van Nederland voor uw vertrek?
‘Mijn vader werkte bij Shell, maar nadat dit bedrijf geautomatiseerd werd, kon mijn vader niet meer zijn werk doen. Hij is naar Nederland gegaan om werk te zoeken en een jaar later zijn wij achter hem aangegaan. Ik had op Curaçao al veel geleerd over Nederland. Ik moest bijvoorbeeld leren hoe ik van Amsterdam naar Groningen kwam, terwijl ik nog nooit een trein had gezien. Het was erg raar om over dingen te leren die voor mij niet in mijn leven nodig waren.
‘In de bibliotheek kon ik alleen in het Nederlands lezen. Ik ben kunstenaar en het is heel raar om te zien dat alle kunst daar gemaakt is door Nederlanders en over Nederlandse personen. De grote vraag is: vanaf wanneer merk je dit als kind? Ikzelf heb gemerkt dat ik me door de jaren heen steeds meer begon af te vragen waarom wij minder waren. Op scholen waren de belangrijke personen wit, en ik mocht niet in de buurt komen van hun kinderen.’
Wat vond u van Amsterdam?
‘Het was voor mij één groot avontuur om Amsterdam echt te ontdekken. Allemaal nieuwe dingen die ik voor het eerst kon uitproberen: voor het eerst in de trein en voor het eerst een echte molen zien. Zelfs deze dingen had ik overigens al in mijn schoolboeken gezien, ik moest alleen nog weten hoe ze werkten. Vooral die boten in de grachten voor de toeristen vond ik geweldig. In het echt was het nog toffer.
‘Ik kwam naar Amsterdam in een hele goede tijd. In de jaren ‘60 begonnen veel jongeren zich te verzetten tegen de regels. Ze deden afstand van hun geloof. Jongens lieten hun haren groeien en meisjes knipten het juist af. De minirok en de maxirok waren erg in. Allemaal nieuwe bandjes, zoals The Beatles, kwamen op. Ik noem het de tijd van vrijheid, alles mocht en alles kon.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.