‘Ik kan niet tegen menigtes’
Kinderen van De Weidevogel vertellen het verhaal van Aart Bax, die 11 jaar was toen de oorlog begon
Merelstraat 50Amsterdam-Noord
De 89-jarige Aart Bax weet nog veel van de oorlog, maar hij zegt ook veel kleine feitjes te zijn vergeten. Aan de kinderen van De Weidevogel in Ransdorp vertelt hij hoe belangrijk hij het vindt dat overal in Nederland, dus ook in hun dorp, op 4 mei een krans wordt gelegd. Zelf gaat hij niet naar herdenkingen. ‘Ik kan niet tegen menigtes, ik moet er altijd weg. Dat komt denk ik wel door de oorlog want ik was erbij toen we in Amsterdam-Noord werden gebombardeerd. Dat duurde wel drie dagen.’
Heeft u iets gemerkt van de Jodenvervolging?
‘Wij hadden vlakbij de pont naar het station een wijk voor zogenaamde ‘asociale gezinnen’, Asterdorp. Toen in Amsterdam de Joden werden opgepakt, werden ze opgesloten in die wijk. Van daaruit zijn veel Joden vervoerd naar Duitsland. De meesten zijn vermoord. Ook zagen we dat bij het Concertgebouw veel Joodse baby’s vlak voordat ze naar Duitsland gingen, stiekem werden weggeven achter een tram die expres langzaam reed. Dan gingen de baby’s naar onderduikadressen.’
Wat heeft veel indruk op u gemaakt of maakte u bang?
‘Wat ik heel goed heb onthouden was dat er niets was. Alles was op, afgepakt of verboden.
Bij razzia’s werden bijvoorbeeld alle fietsen opgehaald en was het voortaan verboden een fiets te hebben. Of een radio. Vanaf het moment dat de oorlog begon, was het lekker niet meer verboden om te stelen. Want van de Duitsers stelen, vonden wij niet slecht. Ik vond het wel eng om te worden opgepakt. Tegen het einde van de oorlog was ik 16 jaar en al een grote kerel. Duitsers dachten dat ik 18 was en dan was je verplicht in Duitse fabrieken te gaan werken.’
Was u blij dat de bevrijding kwam?
‘Ik was net als iedereen als een idioot zo blij! Dat mag ik eigenlijk niet zo zeggen, maar zo was het wel. We hadden niets waarmee we het konden vieren, maar we zaten de hele avond en nacht bij kaarsjes omdat we in het donker weer licht mochten gebruiken. Tegenwoordig kun je je nauwelijks meer voorstellen hoe het is als je niks hebt… Wij sneden de neus van onze schoenen want onze tenen groeiden door en er waren gewoon geen andere schoenen. We deden een paar jaar met een paar sokken. Nog steeds kan ik nu niks weggooien.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.