‘Ik hoorde schreeuwen en kroop onder tafel’


Ricky en Alp-Eren vertellen het verhaal van Marja Ruijterman
Ten KatemarktAmsterdam-West

Marja Ruijterman praat op de Rosa Boekdrukkerschool met groep 7-leerlingen Ricky en Alp-Eren over de oorlog. Marja is van na de oorlog en groeide op met de verhalen van haar ouders, die het hebben meegemaakt. Haar moeder Greet Dresden woonde tijdens de oorlog op de Ten Katemarkt, niet ver van de school van de kinderen. Zij verloor haar vader (de opa van Marja) en bijna al zijn familieleden. Een speciaal familielid bleek later de oorlog te hebben overleefd.

Wie van uw familie heeft de oorlog wel en niet overleefd?
‘Mijn tante Engeltje was de enige overlevende van de negen broers en zusters van mijn opa. Ze werd gered uit Westerbork door zich te verstoppen in een voddenkar. Dat is een kar met allemaal oude spullen erop. Na de oorlog werd ze gek in haar hoofd. Ze zwierf door Amsterdam, terwijl ze af en toe schreeuwde en mensen woedend aansprak. Ik was nog klein en als ze mij en mijn moeder tegenkwam, duwde ze ons tegen de muur. Ze begon dan aardig, maar al snel schold ze ons uit voor nazi’s. Op haar stinkende zolderkamertje stofte ze de beeldjes af die ze allemaal de namen van haar omgekomen familieleden had gegeven. Ook sprak ze met ze. Mijn moeder en ik werden de deur uitgesmeten als we op visite kwamen en dan gooide ze boeken achter ons aan. Na haar dood vonden ze een bundeltje gedichten van haar met onder andere een bericht aan haar broer Sem, mijn opa. Hij stond vroeger voor zijn werk op het Waterlooplein met vodden. Dat werk vond zij toen te min. Op het briefje na de oorlog stond geschreven: Sem, 1000 maal excuses dat ik je minachtte om jouw voddenkar. Een voddenkar redde mijn leven.’

Wat was het ergste dat uw familie meemaakte in de oorlog?
‘Mijn opa Sem scheidde van mijn oma, waardoor mijn moeder en haar zus zonder vader opgroeiden. Hij trouwde opnieuw en kreeg twee kinderen. Tijdens een razzia werd het gezin van mijn opa opgepakt. Net daarvoor bracht hij hun jongste Sara, nog een baby, in paniek naar de buren. Sem, zijn vrouw en dochter (een halfzus van mijn moeder dus) kwamen niet meer terug uit de oorlog. Zij zijn vermoord. Het baby’tje Sara was wel gered uit de handen van de Duitsers. Na de oorlog zaten mijn moeder en haar zusje een keer naar de radio te luisteren toen ze hoorden dat Greetje en Annie Dresden werden gezocht. Dat hun halfzusje, dat baby’tje van toen dus, nog leefde en in Delft woonde. Ze zijn toen naar haar toe gegaan. “Mijn zusje, mijn zusje!” riepen ze ontroerd. Maar de stiefmoeder van Sara wilde geen contact met hen. Op haar zestiende snuffelde Sara tussen de papieren bij, wat zij dacht, haar ouders en kwam achter het echte verhaal. Wie ze was, dat ze Joods was, en ze ging op zoek naar haar zussen Greet en Annie. Ik was er toen al en was vier jaar toen zij op een dag aanbelde. Ik hoorde schreeuwen en kroop onder de tafel van schrik. Toen kwam mijn moeder boven met een heel mooi meisje en zei “Dit is mijn zusje”.’

Heeft uw moeder honger gehad in de oorlog?
‘Ja, erge honger. Maar ze at niet alles, hoor. Een keer kwam een vrouw uit Volendam langs en mijn moeder zag iets vreemd aan haar. Er bewoog iets. En ja hoor, de vrouw deed ineens haar rok los en uit haar onderbroek kwamen levende palingen! Die had ze stiekem meegenomen. Mijn oma was dolblij dat ze haar hongerige kinderen paling kon geven, maar mijn moeder kreeg geen hap door haar keel. Ze vond het zo’n eng gezicht.’

Heeft uw moeder ook tramblokjes gestolen, hoorden we?
‘Ja, dat heeft ze gedaan en ze werd met een paar kinderen gepakt door twee Duitse soldaten. De ene ging achter de wegrennende kinderen aan en de andere hield mijn moeder vast. Hij zei: “Ren snel weg…. Ik heb ook kinderen.”

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892