‘’Ik hoorde een verschrikkelijk gierend gefluit, het geluid van een vallende bom’’


Bente, Otto, Rhona, Tess vertellen het verhaal van Harry Sablerolle 6 jaar toen de oorlog begon
Meeuwenlaan 57-2Amsterdam-Noord

Bente, Otto, Rhona en Tess van basisschool Het Wespennest in Noord hebben zich goed voorbereid op hun interview met Harry Sablerolle. Ook meneer Sablerolle heeft dat gedaan, hij heeft een flink pak met foto’s en documenten bij zich zodat hij straks niet alleen kan vertellen over zijn oorlogservaringen in Amsterdam-Noord, maar ook iets kan laten zien. Deze periode heeft veel indruk op hem gemaakt, vooral het bombardement op de Ritakerk waar hij als jong jochie bij was.

 

U zat in de Ritakerk toen die werd gebombardeerd. Hoe was dat?
“Het was zaterdag 17 juli 1943, een mooie zomerdag. In de Ritakerk werd een lange mis gehouden vanwege het 25-jarig jubileum van de kerk. Als lid van een katholiek gezin was ik er ook bij, in mijn deftige plusfour, een broek waarvan de pijpen net boven de schoenen met een pof-effect in de sokken staken. De kerk was vol; er waren wel vijfhonderd kinderen aanwezig, en ook nog oudere mensen. De jongens en meisjes waren keurig van elkaar gescheiden. De misdienaars en het zangkoor bevonden zich achter de ouderen, in het achterste gedeelte van de kerk; en de kinderen meer voorin. Toen de mis net was afgelopen, klonk het luchtalarm. De pater verbood de mensen de kerk te verlaten. We moesten met ons hoofd onder de bank gaan zitten. Ik hoorde een verschrikkelijk gierend gefluit, het geluid van een vallende bom. Daarna vielen alle gebrandschilderde koorramen uit de sponningen, maar een knal heb ik niet gehoord… Er was een bom door het dak en door de vloer van de kerk gevallen en ín de grond ontploft. Door een grote stofwolk was het ineens pikkedonker in de kerk. Iedereen schreeuwde. Ik haastte me over banken, stenen en ander puin heen en zag achterin een groot wit gat. Dat bleek gelukkig een uitgang te zijn, waar ik door sterke armen naar buiten werd getild. Hard huilend holde ik over de Wagenaarsbrug naar mijn huis op de Meeuwenlaan. Mijn blauwe pak zat dik onder het stof, maar behalve een schrammetje op mijn hoofd was ik ongedeerd!”


Werkten uw ouders voor het verzet?

“We hadden in de oorlog een onderduiker, Gerard genaamd, in huis. Gerard was een jonge Brabander, een boerenjongen uit de buurt van Eindhoven, met veel bravoure. Hij was eerder door de Duitsers te werk gesteld geweest. Hij kon tegen het einde van de oorlog vanwege een spoorwegstaking niet meer naar huis en bleef dus bij ons in huis. Vaak ging Gerard als het donker was met mijn oudste broer stiekem de straat op om honden en katten te vangen. Eigenlijk mocht niemand ’s avonds de straat op van de Duitsers vanwege een zogeheten ‘avondklok’. De honden en katten werden op de zolder van ons huis op de Meeuwenlaan geslacht. Als je daar nu gaat kijken, zou je zien dat de vloer nóg bruin is van het bloed.”

Heeft u in de oorlog veel honger gehad?

“Ik kan me niet herinneren dat ik echt honger heb geleden, maar best was het toch niet. Tijdens de hongerwinter heb ik vijf maanden in Lutjebroek gezeten. Lutjebroek was een katholiek bolwerkje, waar ik ook al naartoe was gegaan na het bombardement op de Ritakerk om rustig bij te komen van deze gebeurtenis. Dit keer ging ik er naartoe met Gerard, onze onderduiker. Het was een tocht van 50 kilometer die ik lopend en met een slee heb afgelegd. De polders ten noorden van Amsterdam waren onder water gezet. Dat hadden de Duitsers gedaan, als verdediging tegen mogelijke invallen van de geallieerden. We liepen over het ijs. Ik herinner me nog de aanblik van boerderijen die met hun daken boven de ijsvlakten uitstaken.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892