‘Ik hoorde een schot en opeens lag ik onder het paard’
Kardelen, Maroia en Alara vertellen het verhaal van Ton van der Zwaard
Kattenlaan, AmsterdamAmsterdam-West
Kardelen, Maroia en Alara interviewen Ton van der Zwaard. Ton was vroeger timmerman en heeft nog meegeholpen om hun school, de Multatulischool in Bos en Lommer (Amsterdam-West), te bouwen. Daarom weet hij bijvoorbeeld dat er onder de school een hele diepe kelder zit. Tijdens de oorlog woonde hij aan de Kattenlaan, bij het Vondelpark.
Hoe merkte u dat de oorlog begon?
‘Ik was toen zes. We werden op een morgen wakker en we hoorden schieten. Dat was de Nederlandse luchtafweer; er werd geschoten op Duitse vliegtuigen. Mijn moeder zei toen: “Oh! De oorlog is begonnen!” Mijn vader antwoordde nog: “Neuh, dat is oefenen”. Maar het bleek geen oefening te zijn. Een paar uur later kwam een hele colonne Duitsers de Overtoom op. Die stond vol met mensen die naar de Duitsers keken. In plaats van dat ze hen een steen voor de kop gooiden, vonden ze het prachtig, die militaire toestanden.’
Wat deden uw ouders voor werk?
’We woonden vlak naast het Vondelpark, mijn vader was daar baas-tuinman. Hij wist alles van planten en paarden. Op het park was toen nog een boerderij met twintig koeien en een paardenstal en ik scharrelde er wat tussen. Ik bracht de paarden naar het land en haalde ze weer op, en ook de koeien, soms drie, vier tegelijk. De koeien hebben ook mij wel eens naar het land gebracht, want ik kon ze niet houden. In de Hongerwinter melkte ik ze twee ochtenden per week. Fijn, want dan hadden we ook wat boter. We aten verder aardappelen en suikerbieten, daar kookte m’n moeder één of andere blubber van. En zo heb ik het overleefd.
Mijn moeder was gewoon huisvrouw, ze was thuis. We woonden in een heel oud huisje, de muren waren heel dun en als ik in de winter wakker werd, was het water in het bekertje bij mijn bed bevroren. Zo koud was het. Maar we hadden wel genoeg hout uit het park voor de kachel in de grote kamer. Veel buren, soms wel tien tot twaalf mensen, kwamen ‘s avonds dan bij ons zitten.’
Was uw familie veilig tijdens de oorlog?
‘Mijn neef was chauffeur op de tram in Arnhem en is opgepakt. Die moest voor de Duitsers munitie gaan rijden naar de Atlantikwall, een verdedigingslinie aan de kust. Op een gegeven moment is hij daar ontsnapt en ondergedoken bij ons. Mijn tante, zijn moeder, ging toen met een wagen van het Rode Kruis naar ons toe en die werd beschoten door de Engelsen, omdat ze dachten dat daar moffen inzaten. Ze is daarbij omgekomen.’
Wat is het spannendste dat u heeft meegemaakt?
‘Aan de ene kant van het park zaten Duitsers die afgekeurd waren voor het front. Dat waren veelal de wat ouderen. Aan de andere kant zat het schorem, dat was de SS. Die oudere Duitsers deden eigenlijk geen kwaad. Die twee groepen hadden nog wel eens ruzie met elkaar en op een avond in maart 1945, net toen ik twee paarden naar het land bracht, hoorde ik een schot. Ik vloog over het paard en lag er ineens onder. Dat paard kreeg een kogel door z’n kop, waarschijnlijk afgeschoten door de SS, en was hartstikke dood. Ik kwam onder z’n buik terecht, dat was zacht. Dat was wel spannend.’
Waren er leuke momenten in de oorlog?
‘Eigenlijk niet. Die Duitse officieren reden te paard en ik ook. Ik heb een keer met zo’n Duitse officier een wedstrijd gedaan. We gingen over de paardensprong. Het paard ging wel, maar hij niet en toen viel hij met z’n kop tegen de paardensprong aan. Dat vond ik wel leuk.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.