‘Ik heb wel eens mensen zien sterven van de honger’
Eymen en Ahmet vertellen het verhaal van Frederika de Boer-Blom
Ombilinstraat 13-1, AmsterdamAmsterdam-Oost
Eymen en Ahmet van de Dapperschool zitten aan tafel met Frederika de Boer-Blom, die drie jaar was toen de oorlog begon. Voor het interview begint, vindt er al een kort gesprekje plaats over hoe het is om in groep acht te zitten, de toetsen die gaan komen en wat de kinderen daarna gaan doen. De jongens zijn direct wat minder gespannen en de vragen over de oorlog aan Frederica volgen vanzelf.
Wat deed u in uw vrije tijd tijdens de oorlog?
‘Tijdens de oorlog speelde ik veel op straat. Het was niet zo dat er elke dag geschoten werd gelukkig. We woonden dicht bij een grasveld, daar konden we spelen, stelten lopen en – wat we heel vaak deden – verstoppertje doen. Net als nu met de avondklok moest je wel zorgen dat je om acht uur ’s avonds binnen was, alleen wij dan achter afgeplakte, vereduisterde ramen. Binnen deden we spelletjes of we zongen liedjes, terwijl mijn vader mondharmonica speelde. Mijn vader had met zijn broers een bandje. Thuis werd er veel muziek gemaakt. Dat zorgde toch voor een beetje vrolijkheid. Tegen het einde van de oorlog werd het wel gevaarlijker. Ik was eens met een vriendinnetje op straat aan het spelen toen er plots werd geschoten. De kogels vlogen om onze oren. Zij is toen heel hard naar huis gerend en ik werd naar binnen getrokken bij omstanders. Daar moesten we wachten tot het voorbij was. Toen ben ik wel heel bang geweest. Ik heb van angst in mijn broek geplast.’
Hoe kwam u aan eten?
‘We aten wat we met de distributiebonnen konden kopen. Op die bonnetjes stond bijvoorbeeld ‘boter’, ‘melk’ of ‘aardappelen’. Je knipte dan een bonnetje uit en gaf dat aan de winkel. Soms was er zo weinig eten dat we wel bonnetjes hadden, maar daarmee niks konden kopen. Gelukkig had ik ook familie die buiten de stad op een boerderij woonde. Ze hadden wat dieren, zoals een varken en wat koeien. Die heb ik zelf nooit gegeten, die werden namelijk geruild voor goederen. In de oorlog gingen mensen uit de stad vaak op pad naar boeren in Friesland of Noord-Holland. Op een fiets zonder banden of lopend. Bij de boeren ruilden ze dan een mooie ring of een ander duur sieraad om voor eten. Want aan geld had je in die tijd niet zo veel. Op die manier zijn veel mensen aan eten gekomen. Je moest dan de mazzel hebben dat je onderweg naar huis niet door Duitse soldaten werd aangehouden. Dan kon je alles weer inleveren. Ik heb wel eens mensen zien sterven van de honger. Van de honger deed je ook wel gekke dingen. Zo zag ik dat de onderbuurman in zijn tuin allemaal dode konijnen aan een stok had gehangen. Die bleven dan een poosje in de schuur en daarna verkocht hij ze tegen hoge prijzen op de zwarte markt. Ons gezin heeft daar nooit gebruik van gemaakt.’
Wat deed u om warm te blijven?
‘In die tijd hadden we overal kacheltjes van gietijzer, zogenoemde salamanderkachels. Eerst brandden we kolen, later hout. Nergens in de omgeving was hout veilig. Bomen werden omgehakt en zelfs de houten bielzen van het treinspoor verdwenen in het vuur om ons warm te houden. Vaak gebruikte mijn moeder de kachel ook om op te koken. Dan zaten we ’s avonds bij kaarslicht te eten en warmden we op dankzij die salamanderkachel. In de scholen stonden grote varianten daarvan. Die hielden dan de lokalen warm. Er werkte zelfs een speciale stoker die de hele dag zorgde dat de kachel bleef branden. Tot het brandstof op een dag op was. Toen konden we niet meer naar school, omdat het er te koud was.
Als je kolen had, was dat extra speciaal, want dat kon nog dagenlang smeulen. Ik heb zelf een hele bijzondere herinnering aan kolen. Toen de oorlog voorbij was, vierden we overal feest. De straten waren versierd met zelfgemaakte bloemen en we speelden met alle kinderen uit de buurt spelletjes. Er was bijvoorbeeld een hardloopwedstrijd waarbij je van de ene kant van de straat naar de andere kant moest rennen en weer terug. De prijs was een zak antraciet kolen. Mijn oudste broer deed mee en heeft toen van alle kinderen het hardst gelopen. Toen konden we de kachel weer een tijd stoken met kolen in plaats van hout.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.