‘Ik heb ook mijn kansen gepakt en me niet laten kleineren’
Djayden, Holly, Laila en Eveline vertellen het verhaal van Ineke Coppen-van Rheeden
Djayden, Holly, Laila en Eveline van het Rudolf Steiner College in Haarlem hoeven maar een klein stukje te fietsen voor hun ontmoeting met Ineke Coppen-van Rheeden. Zij woont in dezelfde straat als de school in ‘Lieflijk Indië’, een woongroep voor Indische ouderen. In haar huis doen foto’s en voorwerpen herinneren aan Indonesië waar ze in 1936 werd geboren in Magetan op Midden-Java. In 1958 vertrok ze op één van de laatste boten naar Nederland.
In wat voor familie bent u geboren en hoe was uw jeugd?
‘Mijn ouders waren Indische Nederlanders en zijn in Indonesië geboren. Na negen maanden huwelijk zijn ze gescheiden. Ik heb met mijn moeder en oma mijn jeugd in Sarangan doorgebracht. Mijn oma runde ‘Huize Hansje’, een hotel aan de voet van een vulkaan aan een meer. Het was een vakantieoord voor rijke mensen. Het was er prachtig en ik was altijd aan het spelen. Mijn oma en ik waren onafscheidelijk.’
Wat herinnert u zich van de oorlog?
‘In 1942 begon de oorlog met Japan. Ik herinner me niet veel van de Japanse bezetters, ik was nog heel klein. Eén keer werd mijn oma boos op mij. Ik kreeg een stukje chocola van een Japanner en riep: ‘Oma kijk eens, ik heb een stukje chocola gekregen van die meneer met die pet op!’ Ze ritste de chocola uit mijn hand en smeet het weg. Ik voelde wel dat de Japanners de vijand waren. Als ze in de buurt waren, werden mijn moeder en haar zus door mijn oma verstopt. Japanners namen wel eens vrouwen mee.’
Hoe was de tijd na de overgave van Japan?
‘Japan gaf zich in 1945 over en Indonesië wilde onafhankelijk worden, maar Nederland liet dit niet toe. Het werd vier jaar oorlog. De Indonesische vrijheidsstrijders hadden het gemunt op Nederlanders en Indische Nederlanders. Het werd gevaarlijk voor ons. Ik moest met mijn moeder, oma en andere familieleden in een ‘Bersiapkamp’.
Hoe was het leven in het kamp?
‘Het kamp bestond uit een complex van huizen. Hier hebben we een jaar gewoond. Er was niet veel te eten. Ik herinner me dat we slakken moesten zoeken in de heg. Dat werd later verwerkt in een gerecht. Ik kreeg stiekem les. Ik weet nog dat ik bij rekenen de tafels moest opdreunen. Toen de Geallieerden kwamen, voelden we ons veiliger. De Engelsen hebben mijn zieke oma behandeld en van een Indiase Gurka kreeg ik een banaan!’
Wat gebeurde er na die tijd?
‘We hebben nog in andere kampen gezeten. In Jakarta werden we ontluisd en moesten we op stro slapen. Mijn moeder nam me mee naar Bandung, omdat haar broer daar woonde. Ze kon niet goed voor mij zorgen. Opnieuw belandden we in een kamp. Daarna woonden we in een garage en ik ging naar een nonnenschool. Mijn vader zat jaren gevangen in Japan. In 1948 kwam hij vrij. Ik ging bij hem en zijn andere kinderen wonen in Soerabaja. Ik moest zorgen voor mijn jongere zusjes. Mijn broer had eerder in een jongenskamp gezeten en heeft daar nare dingen meegemaakt en gezien.’
Wanneer bent u naar Nederland gegaan?
‘Ik werkte bij een scheepvaartonderneming en daar ontmoette ik mijn man Jaap. Daarna werkte ik als stewardess en ging ik in Jakarta wonen bij de zus van Jaap. Zij was modeontwerpster en maakte prachtige, mondaine jurken en hoeden. Ik liep modeshows voor haar, zelfs in Manilla. Het was een mooie tijd. Twee keer heb ik Soekarno, de eerste president van de Republiek Indonesië, bediend in het vliegtuig. Maar toen ik later bijna een vliegtuigongeluk kreeg, zag ik dat als teken en wist ik dat ik toch naar Nederland moest gaan. We konden nog net één van de laatste boten naar Nederland nemen. Dat was maart 1958.’
Hoe was de eerste tijd na aankomst hier?
‘Het was stervenskoud in Nederland. We kwamen terecht in een kleine kamer in een pension in Haarlem. Het was een hele grote overgang. We hadden heimwee, want we hadden geen afscheid kunnen nemen. We waren uit ons land weggestuurd en we moesten ons hier aanpassen. We kregen rekeningen van de Nederlandse overheid voor de overtocht en de meubels in het pension. Jaap kreeg maar moeilijk een baan. We hebben het financieel zwaar gehad.’
Bent u ooit teruggegaan naar Indonesië?
‘Ik ging aan het werk bij de KLM en we kregen een dochter. Daarna werkte ik bij de Provincie Noord-Holland. Ik ben meerdere keren terug geweest naar Indonesië, ook naar het eerste kamp waar we hebben gezeten, genaamd Girimojo.
Mijn levensles die ik jullie wil meegeven is: pak je kans! Ik heb ook mijn kansen gepakt en me niet laten kleineren.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.