‘Ik heb mijn vader maar één keer gezien’


Tommie, Maya, Ifu, Marko vertellen het verhaal van Louise van Tuijl
AmsterdamAmsterdam-Centrum

Tommie, Maya, Ifu en Marko interviewen Louise van Tuijl (1939) in een leeg klaslokaal van hun school, de Sint Antoniusschool bij de Nieuwmarkt in Amsterdam. Mevrouw Van Tuijl heeft knipsels en boeken meegenomen, maar daar komen ze niet aan toe: de kinderen hebben veel vragen. Mevrouw Van Tuijl is na afloop verbaasd dat ze al heel veel over de oorlog weten. Ze krijgen drie gloednieuwe uitgaven van het Dagboek van Anne Frank van haar cadeau om in de klas neer te leggen, zodat ze die om de beurt kunnen lezen.

Hoe oud was u toen de oorlog uitbrak?
Ik was acht maanden toen de oorlog uitbrak. Ik weet er weinig van, ik woonde in een katholiek weeshuis. Pas na de oorlog hoorde ik dat ik een Joodse vader had. Ik zat ondergedoken in een weeshuis, maar in feite hoefde dat niet, want mijn Joodse vader stond niet geregistreerd. Ik was nog te klein om het te kunnen begrijpen, de herinneringen zijn meer aan het weeshuis zelf dan aan de oorlog. Behalve de vliegtuigen, die maakten een vreselijk lawaai, dat zit nog in mijn geheugen. En honger, ik zat in de Hongerwinter in het tehuis en toen heeft mijn moeder mij negen maanden niet kunnen ontmoeten. Normaal gesproken was ik in de weekenden vaak bij mijn moeder.’

Waarom zat u in een weeshuis?
Mijn moeder was niet getrouwd, ze was in verwachting van een vriend. Mijn biologische vader was Joods en die kwam in de problemen als hij met mijn moeder zou trouwen, want mijn moeder was katholiek. Hij kreeg geen toestemming van zijn ouders. Mijn moeder heeft nooit veel gepraat over het verleden. Ze vertelde pas later iets toen een student, die bij ons in huis woonde, eens de deur opendeed voor een meneer, en dat bleek later mijn vader te zijn. De student zei: ‘Dat moet de vader van Loesje wel zijn’. Toen vroeg ik aan mijn moeder hoe het zat. Ze werd heel boos, die student had dat nooit mogen zeggen. Pas veel later heb ik onderzoek gedaan. Maar ik heb mijn vader dus maar één keer gezien en mijn moeder sprak nooit meer over hem. Ik heb alleen een ansichtkaart, die heb ik gevonden in een archief, waarop hij schrijft dat hij de ziekte van mijn moeder erkent. Met ziekte bedoelde hij de zwangerschap.

Ons weeshuis stond tegenover de Hollandsche Schouwburg, waar de Joden werden verzameld om op transport te gaan. Het is mooi om te vertellen dat er wel 500 kinderen van de Joodsche crèche zijn gered door de mensen die daar werkten. De crèche stond naast het katholieke weeshuis, en vandaaruit werden de kinderen opgevangen door pleegouders. Er was een tram, lijn 8, die heel langzaam reed, zo langzaam dat de mensen de tijd hadden de kinderen snel van het ene tehuis naar het andere te brengen. Sindsdien mag nooit meer een tram nummer 8 hebben in Amsterdam.’

Wat was het zieligste moment voor u in de oorlog?
‘Dat was toen mijn moeder een man had ontmoet en die wilde wel met haar trouwen, en hij wilde mij er ook wel bij hebben. Hij en mijn moeder kwamen bij mij in het weeshuis op bezoek, maar toen hij wegging dacht ik: nou komt hij nooit meer terug, en ik moest huilen. Maar hij kwam gelukkig wel terug. Op mijn zevende ging ik bij hen wonen.’

Heeft u nog Joodse familie?
‘Ik heb nog een Joods halfzusje, maar die heb ik pas in 2000 ontmoet, toen was ik al 61. Ik heb een heel grote speurtocht gedaan: ik heb een brief geschreven aan een organisatie, alles is uitgezocht en toen kon ik bewijzen dat ik een Joodse vader had en dat was heel belangrijk voor me.

Hier moet Louise eventjes huilen, de herinnering overvalt haar even.

‘Ik ben toen ook erkend en heb een eenmalige uitkering gekregen. Die was bedoeld voor slachtoffers van de oorlog, en hoewel ik me geen slachtoffer voelde was ik het natuurlijk wel want ik heb lang in dat weeshuis gezeten.’ 

Wanneer en hoe is uw speurtocht begonnen?
‘Toen ik 40 was vertelde ik mijn baas over mijn vader, waarop hij zei: ik ken die man! Hoe is hij, vroeg ik. Nou, niet erg sympathiek, zei mijn baas, hoe graag wil je hem ontmoeten? Toen dacht ik: laat maar, want mijn moeder had nooit over hem gesproken en moeders kunnen veel invloed uitoefenen. Ik had geleerd om daar niet over te praten. Ik heb wel op mijn 14e Otto Frank ontmoet, de vader van Anne Frank. Mijn moeder kende de familie goed, ze heeft Anne Frank ook gekend, ze woonden in dezelfde buurt waar heel veel Joodse families woonden. Maar mijn moeder heeft dat nooit gezegd. Dus het besef dat ik iets met de oorlog te maken kwam heel laat. Ik heb van het Anne Frankhuis een paar kopieën gehad uit de agenda van Otto Frank. In zijn agenda stond bijvoorbeeld ‘Kitty jarig’, zo heette mijn moeder. Ze was op 12 juni jarig, dezelfde dag als Anne. Later dus nam Otto Frank me mee op een wandeling in de stad en ik mocht een cadeautje uitzoeken. ‘Heel duur mag het zijn!’, zei meneer Frank en toen koos ik een twinset, dat is een truitje en een vest in dezelfde kleur. Maar we hebben met geen woord over de oorlog gepraat. Gek hè?’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892