‘Ik heb meer discriminatie ervaren in Nederland dan in Curaçao of Suriname’
Birte, Elfie en Eric vertellen het verhaal van Loes Vianen
Suriname
Birte, Elfie en Eric worden hartelijk ontvangen door Loes Vianen. Ze staat al te wachten bij de deur als de leerlingen van basisschool ’t Karregat in Eindhoven aankomen. Koekjes en een Surinaams drankje, groene Fernandes, staan klaar voor de kinderen. Ze woont in een multicultureel appartementencomplex in Eindhoven waar de oranje vlaggetjes voor het EK wapperen. Een foto van haar oma in Suriname staat op het dressoir. Loes Vianen is geboren in Suriname onder de Nederlandse vlag, haar vijf broers en zussen zijn allemaal geboren op Curaçao, waar zij ook opgegroeid is. Haar voorouders waren tot slaaf gemaakten. In 1973 kwam ze op 23-jarige leeftijd naar Nederland om zich bij haar man te voegen.
Wat weet u van de geschiedenis van uw voorouders?
‘Ik heb het moeten opzoeken want ik kon mijn ouders geen vragen stellen over vroeger. De voorouders van mijn ouders komen van een plantage, plantage Overtoom. Dat was een suikerrietplantage en daarna een houtplantage. De plantage telde in 1742 zo’n 197 tot slaafgemaakten die in 32 huisjes woonden. In 1863 werden 193 personen vrijgemaakt. Ook mijn betovergrootvader, Marcellina Menig, werd vrijgekocht. Maar omdat zijn drie kinderen op plantage Overtoom werden geboren vanuit een tot slaafgemaakte moeder, Compresse, waren zijn kinderen niet automatisch ook vrij. Hij wilde zijn kinderen vrijkopen, maar voordat dat gebeurde is hij overleden. Tot slaaf gemaakten kunnen niet erven. In zijn testament liet hij opnemen dat zijn kinderen de vrijheid moesten krijgen. De kinderen zijn toen ze de tienerleeftijd hadden een rechtszaak begonnen om het erfdom te krijgen en zich vrij te kunnen kopen. Het werd afgewezen omdat zij als zwarte mensen en niet als mensen werden gezien. Na het voor de derde keer geprobeerd te hebben ze het volgens de Romeinse wet uiteindelijk verkregen. Die wet gaf aan dat ook tot slaaf gemaakten konden erven. De regering gaf hun toen de naam Muntslag.
Samen met tien anderen hebben ze uiteindelijk de plantage gekocht. Ik mag nu, als ik dat wil, nog een stukje grond op de plantage opeisen om een huis op te bouwen, maar ik mag het niet verkopen.
Hoe was uw jeugd?
‘Wij hadden een goed leven als we maar ons best deden op school. We waren niet rijk, maar ook niet arm. Mijn vader had een goede baan. Ik zat op ballet en judo en werd naar school gebracht met de auto. Ik had dat toen niet zo in de gaten. We gingen naar een Nederlandse protestantse school. Ik wist niet dat het een betaalde school was. Er zaten maar een paar donkere kinderen op, maar voor mij was het normaal om met blanken te zijn. Mijn vriendinnen waren allemaal blank. Eén keer heeft een leraar gezegd dat ik ‘toch maar schoonmaakster’ zou worden. Dat heeft me wel geraakt. Daarom was ik bij mijn eigen kinderen heel alert dat ze een eerlijke kans kregen.’
Hoe voelde het toen u gediscrimineerd werd?
‘Niet leuk. Ik dacht: iedereen is hetzelfde. Ik ben opgegroeid op een witte school, daar heb ik geen discriminatie gevoeld. Ik heb meer discriminatie ervaren in Nederland dan in Curaçao of Suriname. Opmerkingen, kleine steekjes onder water maar ook heel openlijk. Toen ik ‘s avonds een keer afscheid nam van mijn medebewoners na een bbq, vroeg iemand mij om te glimlachen. ‘Dan kan ik je, door je witte tanden, tenminste zien.’ En dat gebeurt dan in een multicultureel wooncomplex… Het ergste was nog dat niemand diegene daarop aansprak. Als dat niet gebeurt dan verandert er niks. Daarom wil ik het ook zo graag aan jullie vertellen. Het is niet nodig. We zijn allemaal mensen, alleen ons kleurtje is anders.
Nog een voorbeeld is zwarte piet. Dan hebben we de poppen aan het dansen. Jonge kinderen in Nederland zeggen als ze mij zien: daar is zwarte piet. Van een kind vind ik dat niet erg, maar het is de ouder die dat dan niet corrigeert en niet zegt, nee, dat is een bruine mevrouw. Als je het corrigeert dan wordt het anders. Ik vind daarom de Sinterklaastijd niet prettig.
Ik ging eens kaarten halen voor Carnaval, maar in de winkel zeiden ze dat er geen kaarten meer waren. Later is mijn blanke vriendin het gaan proberen en toen waren er ineens nog wel kaarten. En het was bij dezelfde vrouw. De discriminatie is er. Als je er zelf niet mee te maken hebt, dan weet je dat niet.’
Welke sporen heeft het koloniale verleden achtergelaten?
‘Je moet veel meer doen om een goede baan te krijgen. Als kapster had ik daar minder moeite mee want het was mijn eigen zaak. Nadat ik afgekeurd was als kapster, werd ik er afhankelijk van of iemand mij wilde aannemen. Een kennis van mij had in Suriname een goede baan, maar kon in Nederland alleen werk in een boekbinderij vinden. Je moet hier dubbel werken om iets te bereiken. Als ik papieren heb, neem mij dan voor mijn papieren. Weiger me niet om mijn kleur.
Neem iedereen om wat ze gestudeerd hebben.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.