‘Ik had niks meer te ruilen’


Mauk, Andreas en Nick vertellen het verhaal van Annie Stoop
Loudelsweg, Bergen

Mauk, Andreas en Nick van de Bosschool in Bergen zijn enthousiast en vinden het spannend om als eerste groepje van hun klas te gaan interviewen. Dat gebeurt in Tha Banque, een expositieruimte midden in het centrum van Bergen. Daar zit Annie Stoop, geboren op de eerste dag van het jaar 1928, al klaar als ze aan komen. Na het inschenken van drie glaasjes vlierbessensap, en een kopje koffie voor mevrouw Stoop, kan het interview beginnen.

Weet u nog hoe de oorlog begon?
‘Op een nacht werd ik om een uur of vier, vijf wakker van heel veel lawaai. We zagen de Duitse vliegtuigen overvliegen. Mijn vader riep: “Nu is het oorlog!” Het Nederlandse leger ging weg en de Duitse soldaten namen Bergen in. Wij zaten er als bewoners middenin. Alle scholen om ons heen zaten vol met Duitse soldaten. Die naast ons hadden een paar konijnen in een hok. Een keer waren ze één van de konijnen kwijt. Mijn vader vond het beestje en besloot het te houden, omdat we heel weinig te eten hadden en alles op de bon was. Zo hadden we dat jaar een heerlijk kerstdiner! Gelukkig hebben ze het door mijn vader getimmerde hok met het konijn nooit gevonden.’

Hoe waren de laatste jaren van de oorlog?
‘In 1943 kregen we te horen dat iedereen uit Bergen weg moest, dat het te gevaarlijk werd. Wij hadden thuis geen radio, maar hoorden dat nieuws via via. Het huis naast ons zat vol met munitie van de Duitsers, dat was best eng. De familie Smit die boven de garage woonde, vertelde ons dat de soldaten hadden gezegd dat ze alles zouden opblazen. Toen zijn wij ook weggegaan, diezelfde avond nog. Mijn moeder voor op de fiets van mijn buurman en ik voor op de fiets van mijn vader. Zo reden we die avond naar Krabbendam. De volgende dag zagen we in de verte vuur en rookpluimen. We dachten: zou ons huis er nog wel staan? Dat was heel angstig.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘We hadden haast geen eten en dus ging ik op een fiets – met slechte banden – met mijn oom naar Bovenkarspel, op zoek naar eten. We sliepen daar bij mensen die we niet kenden en ruilden kleding en pannen voor eten. Toen we terug wilden gaan, werd het heel slecht weer en moest ik daar blijven. Mijn oom fietste alleen terug, met de bakfiets, en onderweg hebben Duitse soldaten al het eten afgepakt. Ik weet nog zo goed dat toen ik terugfietste ik allemaal kisten met witlof langs de kant zag staan en ik aan een man vroeg of ik een kistje witlof mocht hebben. Ik kreeg het niet omdat ik niets meer had om te ruilen. Ik was zo kwaad!’

Hoe was de Bevrijding?
‘We gingen naar de Dam in Amsterdam om het te vieren. Daar zouden we naar de Canadese soldaten, die in konvooien voor het paleis langs zouden rijden, gaan kijken. Heel veel mensen stonden samen met ons te wachten. Ineens was er heel veel lawaai, we hoorden schieten en dachten: wat is er nou aan de hand? Vanuit De Groote Club, een groot gebouw op de hoek van de Kalverstraat, werd door Duitse soldaten uit boosheid op de jubelende mensen geschoten. Iedereen vloog een kant op; naast mij lag een jongen van een jaar of twintig die door zijn hoofd was geschoten. Hoe hij daar lag, dat vergeet je nooit. Ik dacht: je bent misschien ondergedoken geweest en dan ben je tóch nog doodgeschoten door de Duitsers. Ik ben snel naar achter het paleis gevlucht en via een sluiproute naar huis gegaan. Het was een vreselijke ervaring met hele angstige momenten. Er zijn toen in één keer tientallen mensen doodgeschoten. Ik heb heel veel geluk gehad.’

       

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892