‘Ik had nauwelijks contact met mijn ouders’
Rani, Ava, Basje vertellen het verhaal van Harriett Goldwasser
HunzestraatAmsterdam-ZuidDe Rivierenbuurt
Na een uitgebreide voorbereiding – en met een gezonde spanning – zitten Rani, Ava en Basje van de Dongeschool in de Amsterdamse Rivierenbuurt klaar voor de videocall. Ze hebben er ontzettend veel zin in! Als Harriett Goldwasser na een paar minuten met een vrolijke glimlach in de camera verschijnt, ontstaat er meteen een vrolijke sfeer. De kinderen zien een soort werkkamer met een grote archiefkast vol boeken en mappen. De echtgenoot van mevrouw Goldwasser is ook aanwezig op de achtergrond; hij maakt foto’s en video’s van het hele tafereel en verschijnt tijdens het interview regelmatig kort in beeld om de beste fotohoek te kunnen kiezen.
Hoe was het leven voordat de oorlog uitbreekt?
‘Ik woonde als klein meisje met mijn ouders in de Hunzestraat in de Rivierenbuurt en groeide op als enig kind. Het was een gelukkige en onbezorgde tijd. In de straat woonden veel kinderen en er waren nog niet veel auto’s, waardoor we vaak samen buiten konden spelen. Ook ging ik met mijn vriendjes en ouders regelmatig naar het Amstelbad, het zwembad dat tegenwoordig De Mirandabad heet. Mijn familie was Joods maar niet religieus, en hield zich ook nauwelijks bezig met Joodse tradities. Het Jodendom speelde eigenlijk geen rol in ons leven tot de oorlog. Ik had geen idee wat het überhaupt betekende Joods te zijn.’
Wat herinnert u zich nog van het begin van de oorlog?
‘Precies op de dag dat de oorlog uitbrak, 10 mei 1940, was ik jarig. Ik werd 4 jaar. Er waren heel veel mensen in ons huis. Pas later begreep ik dat al het bezoek in huis niet voor mij was gekomen. Mijn ouders waren maatschappelijk betrokken mensen, en daarom kwamen er kennissen langs om de nieuwste ontwikkelingen met hen te bespreken. Mijn ouders waren zelf uit Duitsland naar Nederland vertrokken omdat de politieke situatie in de jaren dertig in Duitsland al sterk verslechterde voor Joden. In Amsterdam waren ze lid van een comité dat vluchtelingen hielp, voornamelijk Duitse vluchtelingen die sinds 1933, toen Hitler aan de macht kwam, niet meer vrij waren. Als vierjarig meisje begreep ik niet veel van wat er gebeurde, maar ik voelde wel de spanning bij alle volwassenen. Een voortdurende angst die overal voelbaar was en die het plezierige leven van voor de oorlog volledig leek te hebben uitgewist.’
We weten dat u moest onderduiken. Wat kunt u zich nog herinneren van uw onderduiktijd?
‘In 1943 moest ik onderduiken. Ik was toen zes jaar. Mijn ouders kwamen terecht in Enkhuizen en ik werd geplaatst in een gezin in Zeist. Het was een fijn gezin dat goed voor me zorgde. Ik kreeg er plotseling vijf oudere broers en een zusje bij! De oudste broers moesten in hun eigen huis onderduiken, omdat ze waren opgeroepen om in Duitse fabrieken te werken. Dit leidde tot hilarische situaties als we samen moesten schuilen. De vader van het gezin had in het huis veel schuilplekken gemaakt. Maar soms zat ik ook alleen verstopt onder de grond. En als ik dan voetstappen hoorde, wist ik niet of het Duitsers waren. Ik was erg bang.’
Ging u daar ook naar school en had u contact met uw ouders?
‘In de periode bij mijn onderduikgezin kon ik niet naar school. Ik speelde wel dagelijks in het grote bos waar het huis aan grensde. Daar voelde ik me fijn. En van mijn pleegbroers leerde ik ondertussen lezen en de tafels. Ik had alleen nauwelijks contact met mijn ouders. Een brief die ik hen schreef, werd bijna een jaar later pas beantwoord. Op 10 mei stonden mijn ouders ineens voor de deur. Ze waren helemaal op de fiets uit Enkhuizen gekomen om me in Zeist op te halen. Mijn ouders bleken in de onderduiktijd prachtige boekjes voor me te hebben getekend, met versjes erbij. Deze boekjes zijn me zeer dierbaar.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.