‘Ik had door moeten vragen, maar er werd niet over gesproken’


Bram, Julius en Kees vertellen het verhaal van Frank Mansro
Paramaribo, SurinameAmsterdam-Zuid

Bram, Julius en Kees lopen in een paar minuten van school, het MLA in de Van Ostadestraat in Amsterdam-Zuid, naar de Oranjekerk waar zij Frank Mansro interviewen over zijn leven in Suriname en hier. De jongens kennen wat Surinaamse straattaalwoorden. Tijdens het gesprek leren ze nieuwe woorden, mét de betekenis daarvan. Een volgende keer zijn ze welkom in het café van Frank Mansro, even verderop.

Hoe was uw jeugd in Suriname?
‘Ik ben geboren in Paramaribo. Toen ik drie was, verhuisde ik naar mijn oma in het district Coronie. Daar ben ik drie jaar gebleven en daar ging ik ook voor het eerst naar school. In Suriname is het heel normaal dat je een paar jaar bij je oma gaat wonen als kind. Na die drie jaar ging ik weer bij mijn moeder in Paramaribo wonen. Toen ik klaar was met school ben ik meteen gaan werken in de binnenlanden. Daardoor heb ik Suriname heel goed leren kennen. Niet alle Surinamers kennen hun land goed. Ik werkte bij de rivieren, waar ik moest meten hoeveel water er stroomde, zodat men de waterhuishouding van de binnenlanden kon reguleren. Ze wilden stuwmeren bouwen om energie op te roepen voor het winnen van bauxiet. Als je in het binnenland voor de overheid werkte, kreeg je extra betaald. Dus over mijn loon had ik niks te klagen. Ik was een gelukkig mens.’

Hoe vond u Nederland toen u hier voor het eerst kwam?
‘Mijn vader woonde in de jaren vijftig al in Nederland. Mijn moeder wilde mij altijd al naar hem toesturen, maar ik wilde dat niet. Ik ben in Nederland nooit bij mijn vader langsgegaan. Toen hij terugkwam naar Suriname zag ik hem pas weer voor het eerst. Als je in Suriname tien jaar bij de overheid werkte, kreeg je de kans om acht maanden met verlof naar Nederland te gaan. In 1975 – ik was toen 28 jaar – ben ik daarom toch naar Nederland gegaan. Uiteindelijk ben ik ook gebleven. Ik kreeg een baan bij het distributiecentrum van Albert Heijn en later bij Fokker. Nu heb ik al dertig jaar mijn eigen café hier in De Pijp. Natuurlijk is in Nederland alles anders dan in Suriname: de cultuur, het weer, het eten, de natuur. In Suriname is alles groen. Ik voel me vrijer en veiliger in de natuur. Dat mis ik wel. Toch vind ik het hier prettiger. Het leven hier is beter qua voorzieningen en mogelijkheden, en ik heb hier al mijn vrienden om mij heen.’

Wat weet u van het koloniale verleden van uw familie?
‘De koloniale tijd was een verschrikkelijk harde tijd. Zelf ben ik 83 jaar na de afschaffing van de slavernij geboren. Mijn ouders hebben het gelukkig ook niet meegemaakt. Mijn oma misschien nog wel. Er zijn geen verhalen uit mijn familie. Ik heb geprobeerd om dat uit te zoeken maar het is me niet gelukt. Achteraf had ik door moeten vragen, maar er werd niet over gesproken. Nu komt er gelukkig steeds meer aandacht voor, ook op school. We moeten elkaar begrijpen. Dat kan alleen als we de geschiedenis kennen. Eigenlijk zou iedereen verplicht het boek van Anton de Kom moeten lezen. Dan zouden we elkaar misschien beter begrijpen en zouden mensen ook snappen waarom wij Zwarte Piet beledigend vinden. Toen ik vroeger bij Fokker werkte, maakte een collega van mij een keer een racistische grap. Ik maakte een grap terug en toen werd hij boos! Zelf bleef ik gewoon rustig toen hij die grap maakte, maar andersom was het een probleem.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892