‘Ik denk niet dat ik zou durven wat mijn opa heeft gedaan’


Elise, Jakob, Jasmijn en Sacha vertellen het verhaal van Frank Meelker
Kraaipanstraat 58Amsterdam-Oost

Elise, Jakob, Jasmijn en Sacha stellen zich allemaal één voor één voor aan Frank Meelker (66). Ze zijn een beetje zenuwachtig, maar vooral heel nieuwsgierig naar wat hij allemaal te vertellen heeft. Ze zitten in een kleine kring in een klaslokaal van de Lidwinaschool in Amsterdam-Oost. Hier vertelt hij het verhaal van zijn grootvader.

Wat deed uw opa tijdens de oorlog?
‘Al voor de oorlog in Nederland uitbrak, zat mijn opa bij een groep mensen die vluchtelingen uit Duitsland aan bijvoorbeeld een plek om te slapen hielp. Hij was dus al langer bezig met mensen helpen. Toen de oorlog in Nederland begon, is hij daarmee doorgegaan. Mijn opa was het hoofd van de Kraaipanschool, een Joodse school in de Transvaalbuurt. Tussen de boeken en kasten vol schoolspullen op zolder liet hij Joodse mensen onderduiken. Overdag kon dat natuurlijk niet, dan zou het gekraak hen verraden. Maar ’s nachts kwamen ze van andere onderduikadressen naar de school om op zolder te overnachten. Ik heb een aantal jaar geleden een mevrouw ontmoet, Selma Soeters, die daar ook een tijdje heeft gezeten. Dat was best emotioneel, want dankzij mijn opa hebben Selma en haar ouders de oorlog overleefd. Daar was ze heel dankbaar voor.’

Wat is er met uw opa gebeurd?
‘Mijn opa was een Joodse man, die met een vervalst persoonsbewijs rondliep. Met de verzetsgroep zorgde hij ook voor valse persoonsbewijzen en distributiebonnen voor mensen die het nodig hadden. Er was een man die zich voordeed als een vluchteling die hulp nodig had. In ruil voor geld heeft hij mijn opa verraden. Toen hij werd gepakt, heeft de rest van de verzetsgroep snel de school leeggeruimd en de ondergedoken mensen in veiligheid gebracht. Mijn opa is in verschillende kampen geweest. Hij zat zelfs in dezelfde trein als Anne Frank, richting Auschwitz. Uiteindelijk is hij een dag na aankomst in het laatste kamp waar hij zat overleden. Tijdens de reis was de laadbak van de trein gewoon open. Het was tijdens de Hongerwinter en hij droeg geen jas of schoenen. Door de kou en honger is hij toen heel ziek geworden en van ellende overleden.’

Wat heeft de rest van uw familie gedaan?
‘Mijn vader werd aan het einde van de oorlog, toen hij achttien werd, opgeroepen om in een fabriek in Duitsland te werken. Dat wilde hij niet, dus is hij met een vals persoonsbewijs zelf ondergedoken. Hij was de enige die dat durfde; al zijn vrienden en klasgenoten gingen wel. Mijn moeder heeft veel trauma’s overgehouden uit die tijd. Ze heeft dat veel later, na de oorlog, opgeschreven. Dat schrijven gaf haar weer een doel en dat hielp. En niet alleen mijn opa, ook mijn oma was heel dapper. Zij heeft een Joods meisje gered. Juliette heette ze. Destijds sliepen kinderen soms in de kast en zij ook. Toen er een razzia werd gehouden en haar ouders werden weggehaald, is Juliette erdoorheen geslapen. De volgende morgen hebben de buren haar gevonden, omdat ze heel hard huilde. Die hebben haar naar de Joodse Schouwburg gebracht. Mijn oma hoorde daarvan en wist dat het niet goed zou aflopen. Met een smoes heeft ze toen het meisje bij de schouwburg opgehaald en meegenomen. Toen was er dus plots een zevende kind in het gezin. Met Juliette heb ik nog steeds af en toe contact.’

Hoe komt u aan al deze informatie, is het niet moeilijk om te onthouden?
‘Ik kan ook niet alles onthouden. Maar gelukkig is er veel opgeschreven. De Duitsers hielden bijvoorbeeld alles heel nauwkeurig bij. Veel van die aantekeningen hebben de oorlog overleefd. Mijn neef was vijf jaar geleden heel nieuwsgierig en wilde achterhalen wat er in de laatste maanden met mijn opa is gebeurd. Hij is toen de archieven nagegaan. Zelf heb ik ook heel veel met mensen gepraat, veel boeken gelezen en bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie informatie gevraagd. Toen bleek dat ik, zonder dat ik dat wist, een aantal jaar in dezelfde straat als het schoolgebouw van mijn opa heb gewoond. Ik heb toen gewerkt aan een monumentje voor hem. Dat hebben de burgemeester van Amsterdam en mijn oom samen in 2007 onthuld. Het heet het Eli van Tijn-monument en staat naast het gebouw. Wat mijn opa heeft gedaan was ontzettend dapper, ik denk niet dat ik dat zou durven. Maar gelukkig zijn er dus wel mensen geweest die het hebben gedaan. Daarom leven we nu in vrede en dat vinden wij gewoon. Iemand van de verzetsgroep zei achteraf: “Je moet niet aan mij vragen waarom ik het gedaan heb, maar aan anderen vragen waarom ze het niet gedaan hebben”.’

   

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892