‘Ik dacht ‘wat doe ik hier’, maar het wende’


Tommi, Elise, Laetitia en Pipa vertellen het verhaal van Frank Mansro
Paramaribo, SurinameAmsterdam-Zuid

Tommi, Elise, Laetitia en Pipa zitten al klaar met hun vragenlijstjes als Frank Mansro binnenkomt. Hij groet de MLA-leerlingen en haalt foto’s van zijn familie en nog wat boeken uit zijn tas. Ondertussen vertelt hij dat het deze maand juni Keti Koti-maand is en vraagt of zij weten wat dat inhoudt. ‘Keti Koti betekent in het Surinaams ‘ketenen gebroken’. Deze maand herdenken we de tijd van de slavernij. Het gaat vooraf aan de viering van het einde van de slavernij op 1 juli’.

Hoe was het voor u om op te groeien in een kolonie?
‘Ik heb een heel goede jeugd gehad in Paramaribo. Het is een tropisch land, iedere dag schijnt de zon. Ik woonde er met mijn moeder en stiefvader en mijn broers en zus. Op de lagere school leerden we over Nederland. Mijn vader was in de jaren vijftig naar Nederland verhuisd en mijn moeder stelde voor dat ik daar ook naartoe zou gaan. Maar ik wilde in Suriname blijven. Ook toen ik ouder was, had ik geen plannen hiernaartoe te verhuizen. Dat Suriname een kolonie was van Nederland, daar stond ik nooit zo bij stil. Het was zoals het was en ik heb dat toen als normaal ervaren omdat ik er geboren ben. We leefden gewoon en er werd niet veel over de koloniale tijd gesproken bij ons thuis. Zo heb ik dat ervaren.’

Waarom  bent u toch naar Nederland gegaan?
‘Op mijn achttiende begon ik aan mijn baan voor de Nederlandse overheid. Ik bracht in de binnenlanden de waterhuishouding in kaart. We deden onder andere regenmetingen, keken hoe snel regen afgevoerd werd door de rivieren en onderzochten de bewolking. In het begin vond ik het moeilijk, want ik was bijna altijd weg van huis en miste de sociale contacten. Maar nu zie ik dat ik geluk heb gehad, want ik ken Suriname en de binnenlanden nu heel goed. In de binnenlanden leven mensen die afstammen van gevluchte tot slaaf gemaakten. Zij staan veel dichter bij de originele Afrikaanse cultuur dan wij in Paramaribo. Wij hebben ook een deel van de Nederlandse cultuur meegekregen.
In Suriname gold een regel dat als je tien jaar voor de Nederlandse overheid werkte je recht had op ‘koloniaal verlof’. Je mocht dan acht maanden naar Nederland, met vrije overtocht. Een paar collega’s en ik besloten er gebruik van te maken en zo kwam het.
Op 1 juli 1975 kwam ik in Nederland aan, ik was toen 28 jaar.’

Wat was uw eerste indruk van Nederland?
‘Het viel me op dat Nederland verder was in ontwikkeling dan Suriname. Er was een heel andere infrastructuur en een heel andere bouw. Bij ons was er bijvoorbeeld geen brug over de Surinamerivier, we konden niet eens naar de ander kant van Paramaribo komen. Verder vond ik het, ondanks dat het zomer was toen ik in Nederland aankwam, koud. Ik werd meteen verkouden. Ik was bang dat ik de hele tijd ziek zou blijven en dacht wat doe ik hier? Maar het wende. Na acht maanden besloot ik in Nederland te blijven. Omdat ik geen middelbareschooldiploma had, heb ik dat hier gehaald. Daarna heb ik jaren tegelijkertijd gewerkt en gestudeerd. Ik deed de Sociale Academie en werkte bij Fokker. Weer had ik het geluk dat ik door mijn werk veel van Nederland en Europa zag. Nu heb ik alweer dertig jaar een café in De Pijp waar ook veel Surinaamse mensen komen.’

Vindt u het belangrijk dat er aandacht is voor de koloniale geschiedenis?
‘Ik vind het heel belangrijk en fijn dat er nu steeds meer interesse is voor deze geschiedenis. Er wordt weleens aan mij gevraagd waarom ik in Nederland ben. Ik heb, net als alle Surinaamse mensen, een band met Nederland en ben geboren in een land dat bij Nederland hoorde. Als je de geschiedenis kent, weet je dat de Europeanen Afrikanen naar Suriname brachten, en daarna mensen uit India en van Java erheen brachten. Nederland heeft een smeltkroes van Suriname gemaakt. En sommigen, zoals ik, wonen nu in Nederland en dat heeft alles met de geschiedenis te maken. Bijna iedereen uit de Surinaamse gemeenschap heeft daarom familie in Nederland én in Suriname. Hier wonen mijn broer en veel neven en nichten. In Suriname wonen mijn andere broers en mijn zus. Mijn moeder is een paar jaar geleden op haar 99e overleden. Ik ben bij haar begrafenis geweest. Dat was de laatste keer dat ik in Suriname was.
Het is pijnlijk dat er gediscrimineerd wordt en dat mensen op afkomst in hokjes worden geplaatst, dat er etnisch geprofileerd wordt. Ik vind het heel belangrijk dat we elkaar dingen gunnen en dat we het met elkaar kunnen vinden en met elkaar kunnen leven.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892