‘Ik dacht: ik ben pas acht, ik wil nog niet dood’


Thiago, Dario, Chris en Floor vertellen het verhaal van Carel Wiemers
Vechtstraat 45, AmsterdamAmsterdam-Zuid

Enthousiast en goed voorbereid met een boel vragen wachten Thiago, Dario, Chris en Floor onder de boom van het Miep Giesplantsoen voor hun school op Carel Wiemers (1935). Samen hebben ze een zitje gemaakt en ze verwelkomen hun gast, die vanuit Den Haag een bezoek aan de Rivierenschool brengt. Zijn verhalende toon belooft dat de vragen van de kinderen uitgebreid beantwoord zullen worden.

Wat herinnert u zich het meest uit de oorlog?
‘In de oorlog woonde ik met mijn ouders in de Vechtstraat. Mijn oom en tante woonden in de buurt. Omdat ik daar vaak kwam, raakte ik bevriend met een van de kinderen van de Joodse bovenburen, Hans. Hans en ik waren op dezelfde dag geboren en van jongs af aan goede vrienden. Op een dag in 1943 speelden we bij hem thuis, toen Duitse soldaten binnenvielen, op zoek naar Joodse mensen. Met een pistool op ons gericht moesten we tegen de muur staan. Hans’ ouders kregen even de tijd om wat spullen bij elkaar te rapen. Zijn moeder riep, terwijl ze naar mij wees: “Dat jongetje is niet van mij!” Ze probeerde het ook te bewijzen met haar trouwboekje. De Duitsers geloofden het niet en we moesten met z’n allen naar beneden, waar de vrachtwagens stonden te wachten. Hansje en ik liepen hand in hand en hielden elkaar heel stevig vast. Hans sloeg zijn armen om me heen en wilde me niet loslaten. We werden uit elkaar gerukt en ik werd naar de hoek van de straat gestuurd. Toen ik omkeek zag ik Hansje huilend bij zijn moeder in de wagen zitten. Dat is het laatste wat ik van hem zag.’

Was u vaker bang tijdens de oorlog?
‘Angst is een slechte raadgever, dan raak je in paniek. Dus ben ik nooit echt bang geweest. Maar ernstige momenten waren er natuurlijk wel. Zo ben ik eens door een Duitse soldaat achternagezeten in de bunker op het Victorieplein. De Duitsers hadden daar een commandocentrum en ook een bunker uitgegraven. Wij kinderen gingen daar wel eens doorheen wandelen; het had meerdere ingangen. Op een dag hebben we een van die ingangen laten instorten. Toen we betrapt werden, was ik als laatste over en vluchtte ik de gang van de bunker in. De soldaat kwam aangerend en richtte een pistool op me. Ik dacht: ik ben pas acht, ik wil nog niet dood’. Ik rende snel weg, maar struikelde over mijn eigen voeten en daardoor miste de soldaat zijn schot. De kogel ging vlak over me heen. Omdat hij dacht dat ik dood was, deed hij zijn pistool weer weg. Dat zag ik als kans om te ontsnappen via een dwarsgangetje. Eenmaal boven ben ik een winkel ingevlucht en heb ik me achter een paar moeders verstopt.’

Hoe bent u de Hongerwinter doorgekomen?
‘Omdat er voedselschaarste in de stad was, ben ik naar een gezin op de Veluwe gestuurd. Steeds voor een periode, tussendoor kwam ik terug in Amsterdam. Op de boerderij waar ik terechtkwam, woonden we met wel dertien kinderen. Er was altijd genoeg te doen: meehelpen met de oogst of koeien melken. Soms maakten we van oude kranten en een touwtje een voetbal. Of van een oud fietswiel een hoepel. De Duitsers hadden ook een paar kamers ingenomen en ze pikten dan ook nog eens de eieren van onze kippen. Soms stonden we dan extra vroeg op om alvast het grootste deel van de eieren weg te halen en te verstoppen. Dan lieten we er een paar achter voor de Duitsers om te pikken, maar hielden we zelf toch de meeste.’

Heeft u ook nog leuke dingen meegemaakt in de oorlog?
‘Ja, als er iets mislukte met de Duitsers hadden wij wel lol. Op een gegeven moment had een dikke Duitser op de boerderij een van onze gerookte worsten uit de keuken gestolen. Hij zat op een paardenkar en wilde net een plakje afsnijden, toen onze hond Max het uit zijn handen graaide en ermee vandoor ging. We gingen allemaal joelen en klappen. En we hebben ook eens hard gelachen toen de Duitsers niet naar onze waarschuwing luisterden. De buren hadden een kelder waar ze de mest van de koeien bewaarden om later het land mee te bemesten. Het was niet zo sterk gebouwd en toen de Duitsers er met hun legerwagen overheen reden, zakten ze met wagen en al in de koeienpoep. Dat soort momenten waren onze genoegdoeningen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892