‘Ik dacht dat mijn klasgenootjes wel weer terug zouden komen’


Nechaira, Hidde, Carillo en Umer vertellen het verhaal van Ruurd Kooiman
Reitzstraat 19-3Amsterdam-OostTransvaalbuurt

Ruurd Kooiman was vier jaar toen de oorlog begon. Hij woonde met zijn ouders en twee broers op Oostenburg. In 1943 verhuisden ze naar de Reitzstraat, in een buurt waar steeds meer Joodse mensen werden weggehaald. Meneer Kooiman nam voor Nechaira, Hidde, Carillo en Umer van basisschool De Kraal chocola mee. Dezelfde lekkernij als de Canadezen hem na het eind van de oorlog gaven. Met de smaak van vrijheid.

Wanneer begon de oorlog voor u?
‘De oorlog begon voor ons toen Duitse vliegtuigen in 1940 boven de fabriek en het spoor op Oostenburg vlogen. De grote jongens uit de buurt hadden de wagons die op het spoor stonden opengebroken. De zakken meel namen ze mee naar huis toe. Wij kleine jongetjes deden ook mee en vonden een zakje met bitterballetjes, maar dat bleken mottenballen te zijn! Een jaar later, in 1941, dook mijn vader onder, omdat hij niet het leger in wilde. Hij zat bij een boer in de Haarlemmermeer. Af en toe kwam hij ‘s nachts stiekem langs, dat was heel spannend. In 1943 kwam hij weer thuis. Toen zijn we met een paard en platte kar naar de Reitzstraat verhuisd.’

Hoe was het om daar te wonen?
‘We gingen wonen in een huis waar weggehaalde Joodse mensen hadden gewoond. Er stond nog een tafel, er lag een kleed en er lagen kolen in het kolenhok. ’s Nachts kwamen de Duitsers regelmatig met auto’s, veel geschreeuw en zoeklichten langs die woningen om Joodse mensen weg te halen. Dan werden ze in de auto geladen en afgevoerd. Als dat gebeurde, sliepen we bij mijn moeder in bed. We waren bang. Overdag waren er ook razzia’s en dan werden de mensen op het Krugerplein verzameld, waar ze in vrachtwagens werden afgevoerd naar het Muiderpoortstation. Daar werden ze op de trein naar kamp Westerbork gezet. Naast me woonde mijn vriendje Levi. We gingen altijd samen steppen op zijn autoped. Op een gegeven moment was hij ook weg! Klasgenootjes verdwenen. Dat was heel raar, maar ik dacht dat ze wel weer terug zouden komen. Ze namen allemaal koffers mee met kleding en de mensen wisten zelf ook niet waar ze heen gingen.’

Hoe kwamen jullie de Hongerwinter door?
‘De hele buurt groef met pikhouwelen en scheppen kolen uit het speelveld voor ons huis. De huizen die leegstonden sloopten we. Het hout, dat we goed voor de kachel konden gebruiken, werd door de ramen naar beneden gegooid. Een keer hadden mijn broertje en ik een boom omgehakt en meegenomen naar huis, maar het kon de trap niet op want die takken zaten er nog aan. We hakten hem net in stukken, toen er een politieagent langskwam. Hij nam ons mee, met de boom op onze schouders, naar het bureau op de Linnaeusstraat. Op het Krugerplein rende mijn broertje opeens hard weg, en ik dacht ‘oh, dat kan ook’, en gooide de boom weg en ging rennen. Later zag ik die politieagent lopen met die boom, op z’n fiets. Dus hij mocht het zelf wel! Ook zag ik een keer hoe de Duitsers plotseling drie mannen neerschoten, uit wraak omdat anderen de spoorbaan hadden gesaboteerd. Alle grote mensen werden gedwongen om te kijken.’

Hoe was het einde van de oorlog voor u?
‘De Bevrijding was een feest! Het mooiste was dat we allemaal bij de Berlagebrug stonden waar de Canadezen op tanks langsreden. Die gooiden chocola naar ons. Dat was het einde van de oorlog voor ons. Ik was weer vrij. Mensen kwamen weer de straat op, en fietsen kwamen weer te voorschijn. Dus dat was mooi. Maar voor de rest waren al die huizen afgebroken. Dat werd toen ons speelterrein.’

       

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892