‘Ik dacht dat ik er geen herinneringen aan had’


Famke, Emily en Naomi vertellen het verhaal van Guusje Hatumena
Kupang/Timor

Famke, Emily en Naomi interviewen Guusje Hatumena, Zij kwam als vierjarige met haar ouders en zus per boot naar Nederland. Tien jaar verbleven ze in woonoord Schattenberg, op de plek van kamp Westerbork. Guusje vertelt de derde jaars middelbare scholieren van het Etty Hillesum Lyceum in Deventer niet alleen haar verhaal, ze leert hen ook de zakdoekendans, een traditionele Molukse welkomstdans. Deze dans zullen de leerlingen tijdens de eindontmoeting op school voordoen.

Waarom moest uw familie van de Molukken naar Nederland verhuizen? 
‘Mijn vader was een KNIL-militair en had dus gestreden voor de Nederlandse vlag. De Molukkers hadden op 25 april 1950 hun eigen republiek, Republik Maluku Selatan (RMS), uitgeroepen, maar Indonesië had inmiddels het gezag hersteld. Omdat KNIL-soldaten en hun families daar niet langer veilig waren, zag de Nederlandse regering geen andere optie dan de Molukkers ‘tijdelijk’ naar Nederland te brengen. Als we daar waren gebleven, zouden mijn ouders misschien wel gevangen zijn genomen of vermoord. Dan had ik hier helemaal niet met jullie gepraat. Kortom, we zijn gedwongen hiernaartoe gekomen.’

Heeft u herinneringen aan uw geboorteland?’
‘Nee. Als kind vond ik het jammer dat ik niks over het land waar ik vandaan kwam, waar ik was geboren, wist. Mijn zus was ouder en had wel herinneringen aan onze jeugd daar. In 2016 ben ik samen met haar teruggegaan naar Indonesië. We zijn naar Timor gegaan en naar ons geboortedorp Kupang. We hebben daar onder andere het ziekenhuis, de kazerne en de kerk bezocht, die er destijds ook al stonden. Ik dacht dus dat ik er geen herinneringen aan had, maar toen ik daar was, kwam er toch een hoop naar boven.’

Wat is uw eerste herinnering aan Nederland?
‘Ik weet nog dat ik voor het eerst in het kamp was en er sneeuw dwarrelde. Op de Molukken heb je dat niet. We dachten dat het manna was, een mysterieuze substantie, uit een bijbels verhaal, die uit de hemel kwam voor de Israëlieten. We kwamen er natuurlijk achter dat dat het niet was. En dat het in je handen dooit en dat het koud is.’

Hoe heeft u uw jeugd in het woonoord ervaren?
‘Zeker niet negatief. Sterker nog, ik heb er een hele fijne jeugd gehad. Ik was altijd de hort op met vriendjes en vriendinnetjes. We gingen spelen in de bossen, bomen klimmen, cantharellen verzamelen. We wisten precies welke we moesten hebben en verkochten ze dan aan de groenteboer. Elke bijverdienste was welkom. De volwassenen in het kamp mochten niet werken. Het idee was dat het verblijf tijdelijk was. Mensen kregen zakgeld, iets van 2 gulden 50 per gezin, en maaltijden werden geregeld. Die kwamen vanuit de gaarkeuken en bestonden vooral uit aardappelgerechten. Dat kenden wij niet, we vonden het niks. Maar je at het, want honger wilde je niet. Ook toen ik eenmaal naar het voortgezet onderwijs ging, vanaf het kamp met de bus naar Assen, was het lang leve de lol. Ik heb dus geen nare herinneringen aan mijn tijd in het woonoord,. Nu ik weet waarom we daar woonden en over de pijn die mensen eraan over hebben gehouden, heb ik er een ander beeld bij.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892