‘Ik ben verraden door een ander meisje’
Walid, Ihsane, Ikenna, Koray, Adama vertellen het verhaal van Lous Steenhuis-Hoepelman
LinaeusstraatAmsterdam-Noord
De Joodse Lous Steenhuis-Hoepelman (1941) zat als klein meisje ondergedoken bij haar oom en tante. Haar ouders, Joods en lid van de communistische partij, zaten elders ondergedoken. Lous Steenhuis werd verraden door een meisje en kwam een jaar later in de gevangenis van Westerbork terecht. Op basisschool Zeven Zeeën in Amsterdam-Noord vertelt mevrouw Steenhuis aan de leerlingen een sprookje over het leven van een prinsesje dat werd weggehaald bij haar ouders. Walid, Ihsane, Ikenna, Koray en Adama hangen aan haar lippen en vragen hoe het haar verder verging tijdens de oorlog.
Wat deden uw ouders in het verzet?
‘Voor de oorlog woonden in Amsterdam veel Joodse mensen. Amsterdammers zeiden aan het begin van de oorlog toen de Joden werden vervolgd: ‘Wij pikken het niet dat alle Joden worden weggehaald’ en ‘Blijf met je vuile poten van onze vuile Joden af’. Een groepje mensen besloot te staken als protest tegen het feit dat alle Joden werden weggehaald. Dat heette ‘de Februaristaking’. In de stad werden stiekem pamfletten opgehangen, met een oproep tot staken. Een van die pamfletten heeft mijn moeder gemaakt en met de hand geschreven. Daar ben ik heel trots op. Mijn moeder heeft na de oorlog verteld hoe zij en andere mensen van het verzet dit stiekem maakten, want na 8 uur ‘s avonds mocht je geen licht meer branden. Op een zolderkamer zetten zij een fiets op zijn kop. En door aan de trappers te draaien, kreeg je licht van de dynamo, de lamp van de fiets. Zo hadden ze toch licht. De volgende dag ging mijn moeder op pad om stiekem de pamfletten te verspreiden. Ze had de kinderwagen mee waar ik in lag mee, en onder mijn matrasje had ze deze pamfletten verstopt. Heel Amsterdam staakte. De winkels waren dicht, de bussen reden niet, de trams reden niet, in de havens werd niet meer gewerkt. Als je dan vraagt, heeft het geholpen? Niks, nee. In tegendeel. De Duitsers waren zo kwaad dat een heleboel mannen werden opgepakt en doodgeschoten als straf.’
Hoe zagen de onderduikplekken eruit?
‘Ik was ondergedoken bij een oom in Bussum, dat is vlakbij Amsterdam. Ik moest daar net doen alsof die oom en tante mijn vader en moeder waren, ik moest ook papa en mama zeggen. Ze woonden in een erg mooi huis in een hele deftige buurt van Bussum. Op een gegeven moment moest mijn oom ook onderduiken of eigenlijk zich aangeven omdat hij Joods was, maar dat deed hij niet. En toen moest ik daar weg. In Amsterdam werd ik door mensen van het verzet in een huis geplaatst. Ik moest me ergens op de zolder verstoppen. En daar ben ik verraden, door een ander meisje dat er ook ondergedoken zat. Zij was al verraden en werd weggehaald, en zei toen tegen de Duitsers: ‘Ja, maar er zit nog een meisje’. En dat was ik. Daardoor ben ik ook weggehaald.’
Kent u mensen die zijn doodgemaakt in vernietigingskampen in Auschwitz?
‘Mijn vader is in Auschwitz vermoord, al heel snel bij aankomst. In Auschwitz werd er gezocht naar mensen die jong waren en konden werken. Oude mensen en kinderen werden meteen doorgestuurd naar de gaskamers. Mijn vader was maar 27 jaar en dat is hartstikke jong, dus hij had best nog kunnen werken. Waarom hij meteen werd vermoord, heb ik lange tijd niet begrepen. Maar inmiddels weet ik dat mijn vader, nadat hij in Amsterdam was verraden en onderweg was naar het politiebureau, op de vlucht is geslagen. Toen zijn er 15 kogels op hem afgeschoten en is hij opnieuw gepakt en op het politiebureau gevangengezet. En van het politiebureau is hij naar Westerbork gebracht, en al vrij snel daarna met de trein naar Auschwitz. Ik denk nu dat hij behoorlijk gewond was, waardoor ze niks meer aan hem hadden in Auschwitz. Hij kon niet werken en daarom is hij meteen vermoord.’
Heeft u nog zusjes of broertjes?
‘Ik heb een halfbroer gehad. Mijn moeder heeft al vrij snel na de oorlog een nieuwe man leren kennen en hij is mijn tweede vader geworden. Ik zeg nooit stiefvader, dat vind ik zo’n rotwoord. Eerst zei ik heel lang ome Hans tegen hem, en later werd het papa. En toen heb ik nog een broertje gehad, een halfbroer, Erik heette hij. Die is op 21-jarige leeftijd door een auto-ongeluk om het leven gekomen. Dus mijn moeder heeft het niet makkelijk gehad. Eerst haar kind weg, toen haar man vermoord en daarna haar tweede kind omgekomen door een auto-ongeluk.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.