‘Ik ben nog nooit zo bang geweest als toen’


Yuki, Jamie, Cecile en James vertellen het verhaal van Aart Janszen
RöntgenstraatAmsterdam-Oost

Aart Janszen was pas één toen de oorlog begon. Aan Yuki, Jamie, Cecile en James van de Lidwinaschool in Amsterdam-Oost vertelt hij over zijn herinneringen en de verhalen die hij later heeft gehoord uit die tijd.

Hoe ging u naar school tijdens de oorlog?
‘Ik was nog klein toen de oorlog begon, aan het einde van de oorlog was ik zes. Ik ben nooit op de kleuterschool geweest want de Duitsers hadden die ingepikt. In de klaslokalen op de begane grond stonden de paarden gestald. Pas na de oorlog, ging ik voor het eerst naar school. Daardoor heb ik de kleuterschool gemist. Ik praat eigenlijk nooit over ‘de oorlog’, maar over ‘de bezetting’, want ons land was bezet. Er is maar een paar dagen gevochten in Nederland.’

Kende u Joodse mensen?
‘Toen de oorlog afgelopen was, kwamen in mijn klas ineens een aantal kinderen die er eerst niet waren. Dat waren Joodse kinderen die ondergedoken hadden gezeten. Onder andere mijn vriendje Robbie. Hij en zijn zusje hadden geen ouders meer. Zij werden niet door hun ouders van school gehaald, zoals andere kinderen. Ook hun opa ’s en oma’s waren allemaal vermoord in de oorlog. Ze waren weeskinderen geworden.’

Moest u onderduiken?
‘Nee. Mijn vader wel, omdat hij anders opgepakt kon worden om in Duitsland te werken, zoals veel mannen in die tijd. Hij zat ondergedoken op de zolder van de school waar hij les gaf. Hij kende het schoolgebouw heel erg goed. Het was raar voor hem om op school te zijn, terwijl niemand dit wist. Ook hebben we één nacht Joodse onderduikers die onderweg waren naar hun uiteindelijke onderduikadres in huis gehad. We mochten daar dan niet over praten, wist ik. Ook moest ik een keer schuilen voor kogels op straat. Ik had van mijn broer gehoord dat je dan tegen de muur moest gaan staan. Dat heb ik gedaan en ik ben nog nooit zo bang geweest als toen.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘In het laatste jaar van de oorlog was echt alles op. Ook elektriciteit en gas, dus het was heel erg koud. De Duitsers hielden de treinen met goederen tegen, waardoor schaarste ontstond. Je had bonnen en alleen daarmee mocht je iets kopen. Mijn vader kwam soms op een hele slimme manier aan eten. Hij is aan allemaal kinderen, die zogenaamd dom waren, bijles gaan geven voor boter of brood. Zo verdiende hij geen geld, maar eten en hadden we toch nog iets. We waren met vijf kinderen thuis en mijn ouders hadden voor ons geregeld dat wij af en toe bij anderen konden eten. Dat waren NSB’ers, die heulden met de Duitsers en Hitler goed vonden en daarvoor in ruil eten kregen van de Duitsers. Ik vond het wel een beetje gek om dan bij deze mensen te eten, want ik wist dat NSB’ers fout waren. Dan zat je dus met de vijand aan tafel. Aan het einde van de oorlog had ik echt bijna niets te eten. Dan hadden we voor de hele dag maar één boterham. Ik kan door die ervaring nog steeds geen eten weggooien.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892